3 O oetober 1935 262. zitting heeft gehad in Maatschappelijk Hulpbetoon, en daarna de heer Posthumus. Waarom moet nu weer iemand, behoorende tot een kerkgenootschap, naar voren geschoven worden? Spreker ves tigt de aandacht op den heer Baars, die ook door Maatschap pelijk Hulpbetoon werd voorgedragen. Wethouder Boorman zou naar aanleiding van de opmerking van den heer de Nies in beginsel willen uitmaken of een paar raads leden zitting dienen te nemen in Maatschappelijk Hulpbetoon. Be Voorzitter vestigt er de aandacht op dat Maatschappe lijk Hulpbetoon een absoluut zelfstandig College is. Men wilde dit indertijd. Anders lag het zeker in de lijn dat de Wethou der van Armenzorg voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon zou zijn. Het is steeds het streven geweest om Maatschappelijk Hulpbetoon te dioeh bestaah uit ingozutcücn die-geen raadslid^ zijn* Be heer van den Berg wijst er op dat Maatschappelijk Hulp betoon altijd goed gewerkt heeft. Wellicht zou het een kwestie van wantrouwen zijn, indien thans een raadslid werd gekozen tot lid van Maatschappelijk Hulpbetoon. Men zou een dergelijk lid kunnen beschouwen als iemand voor contröle op Maatschappe lijk Hulpbetoon. Be heer Gasille kan dit niet inzien bij een benoeming van den heer van den Berg, die reeds als lid zitting had. Spre ker zou het in dit geval zeer apprecieeren indien de heer van den Berg lid van Maatschappelijk Hulpbetoon bleef. De heer van den Berg heeft toch immers alleen bedankt omdat hem gezegd was, dat het niet de gewoonte was dat raadsleden in Maatschappelijk Hulpbetoon zaten. Be heer de Nies wil de thans zitting hebbende leden in Maat schappelijk Hulpbetoon handhaven. Alleen in geval van een vaca ture zou hij gaarne zien dat deze vervuld werd door een raads lid. Be heer Nooder vraagt zich nogmaals af waarom nu een kerkvertegenwoordigar ter benoeming wordt aanbevolen, zulks ter voorziening in een plaats, welke vroeger door geen kerkver- tegenwoordiger werd ingenomen. Hierna wordt tot stemming overgegaan en wel voor de ver vulling van de vacature Posthumus. Ingeleverd zijn 15 stembiljetten. Uitgebracht worden op den heer Hol 8 stemmen, op Mevr.Desta-de Keizer 4 stemmen en op den heer Baars 3 stemmen, zoodat de heer G.G.Hol benoemd is. De Voorzitter wil nu overgaan tot benoeming van een lid in de vacature van den Berg. Be heer Endendijk acht het niet geheel juist dat een raads lid zitting heeft in Maatschappelijk Hulpbetoon. Het zou im mers kunnen geschieden dat een lid van den Raad, tevens lid van Maatschappelijk Hulpbetoon in de Raadsvergadering zou moe ten stemmen voor voorstellen van Maatschappelijk Hulpbetoon, hetgeen hij misschien anders aLs raadslid niet zou doen. Er kunnen zich wel eens gevallen voordoen dat het niet gewenscht is dat een lid van den Raad tevens lid van Maatschappelijk Hulpbetoon is. Be heer van den Berg wijst er op dat ook hier de aanbeve ling van B. en W. afwijkt van het advies van Maatschappelijk Hulpbetoon. Maatschappelijk Hulpbetoon stelde den heer van Dam als no.1 voor. Be heer van Burgsteden wilde wel een benoe ming aanvaarden indien er geen ander geschikt lid was. Hierna

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 524