276. is hieraan niets meer te doen. De Raad moet nu beslissen of hij al dan niet de Knn-i nkl i ike beslissing wil opvolgen. De heer S Ir„baud metkt op dat in 1933 feitelijk teveel belasting is geïnd. Dit teveel geïnde behoort nu weer ten bate te komen van de inwoners, en zulks is mogelijk door in 1935 te beschikken over het voordeelige saldo van 1933» Spreker wijst er voorts op dat de Minister reeds 75 opcenten op de gemeente- fondsbelasting heeft opgelegd zonder beslissing van den Raad. Na het gezegde van den heer Gasille kan Spreker niet zijn me dewerking verleenen aan het voorstel van B. en W. De heer Thijssen zegt dat de Voorzitter twee momenten over het hoofd heeft gezien. De Kroon is niet accoord gegaan met het adres van den Raad en de Voorzitter heeft niet gezegd waar om. De ondergrond is volgens Spreker te vinden in het Grondbe drijf. De Kroon zegt dat de gemeentebegrooting voor 1935 niet voor goedkeuring vatbaar is en in verband daarmede ook niet de begrooting van het grondbedrijf. Er is nu geen grondbedrijf en de Wethouders uit die dagen moeten de gevolgen van een en ander dragen. De zaak is niet goed opgezet en de gronden werden niet goed geadministreerd In de verdwijning van het grondbedrijf moet worden voorzien. Spreker zegt dat de Raad een groote ver antwoordelijkheid zou aanvaarden indien hij in deze omstandig heid die 20 opcenten op de gemeentefondsbelasting van de inge zetenen zou eischen. Spreker gaat accoord met het gezegde van Wethouder Gasille. De Voorzitter zegt dat men de laatste overweging van het Koninklijk besluit moet nagaan. Het gaat nu zuiver over de be schikking van het batig slot der rekening 1933 en het Grond bedrijf heeft daarmede niets te maken. De heer Thijssen is een andere meening toegedaan. De Voorzitter zegt dat als gevolg van de koninklijke be slissing een gat in de gemeente-financiën is geslagen, en dat naar zijne meening aan die beslissing niet te ontkomen is. De Raad zal dus moeten uitmaken of hij al dan niet die beslissing wenscht te accepteeren. De heer Thijssen zegt dat de graver van dit gat is het grond bedrijf. Wethouder Gasille meent in afwijking van het oordeel der Kroon, dat men wel met de heffing van de opcenten op de gemeen tefondsbelasting tot de grens is. Het is in strijd met de wer kelijke omstandigheden om nu belasting te gaan heffen voor een te vormen reserve. De heer Endendijk zegt dat de geheele Raad tegen belasting- verhooging is, doch dat thans in hoogste instantie een beslis sing is genomen. Hooger beroep is niet meer mogelijk en de Kroon zal heusch niet zoo dwaas zijn om op hare beslissing te rug te komen. De Raad kan zich nu wel weer verzetten, doch dit leidt tot niets. Men kan beter het hoofd in den schoot leggen. De Raad moet zijn zelfstandigheid zoo lang mogelijk handhaven. De heer van Klooster zegt dat de Raad voor een moeilijke beslissing wordt gezet. Aangezien de heer Gasille andere in zichten omtrent deze aangelegenheid heeft is het gewenscht dat deze worden uitgewerkt. Spreker kan zich dus zeer goed veree nigen met het voorstel van Wethouder de Bruijn om deze zaak voor nader onderzoek aan te houden tot een volgende vergade ring. Wethouder Gasille zegt dat het hoogste College wel een beslissing

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 552