4 Juni 1956 72.
de hypothecaire schuld meermalen betrekkelijk groote aanslagen in de straatbe
lasting als oninbaar worden voorgedragen. Ter voorkoming daarvan stellen B.en
W,voor de verordening op de heffing van een straatbelasting in deze gemeente
aan te vullen met een bepaling van den vorenomschreven inhoud. Tevens wordt
voorgesteld een wijziging van gelijken aard van de verordening tot heffing
eener aanlegbelasting in deze gemeente. De desbetreffende ontwerp-besluiten
worden ter vaststelling aangeboden.
De heer Endendijk zegt dat B.en wel sterk staan met hun voorstel om de
rijksregeling op te volgen, doch Spreker meent dat de aanneming van dit voor
stel tot onbillijkheden en moeilijkheden aanleiding zal geven. De schuld van
den vorigen eigenaar zal nu verhaald worden op den nieuwen eigenaar. Spreker
vindt dit machtsmisbruik. Ook voor den notaris zullen moeilijkheden komen te
ontstaan. De nieuwe kooper kan nu gedupeerd worden door de belastingschuld van
een vorigen eigenaar.
De Voorzitter zegt dat men toch voor het belang der gemeente moet opkomen
De heer Endendijk zegt niet tegen het voorstel van B.en W, te zullen
stemmen, doch Spreker heeft alleen maar willen opmerken, dat hier eigenlijk
sprake is van machtsmisbruik.
De heer van den Berg meent dat aan de besluiten geen terugwerkende kracht
moet worden verleend. Spreker, die zulks foutief acht, wil als datum van in
werking treding vaststellen 1 Juli 1956.
De Voorzitter heeft hiertegen geen bezwaar, zoodat aldus wordt besloten.
De heer Thijssen juicht de zienswijze van B.en W, toe. Spreker, die geen
moeilijkheden in de practijk verwacht, wijst er op dat er thans vele oninbaar
verklaringen van aanslagen zijn, en dat deze beperkt moeten worden. Spreker
stelt echter voor in de ontwerp-besluiten in plaats van "het vorige jaar" te
lezen "het daaraan voorafgaande jaar".
De heer Stroband zou dan willen lezen 'het onmiddellijk daaraan vooraf
gaande jaar", waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten.
De aangeboden ontwerp-besluiten nos.4398 en 4416 worden hierna met in
achtneming van de aangenomen wijzigingen zonder hoofdelijke stemming vastge
steld, met aanteekening dat de heer Hilhorst geacht wil worden tegen gestemd
te hebben.
95. PERSONEEL(4e Afd. no.440l).
Behandeling van een verzoek van Gedeputeerde Staten inzake wijziging der
jaarweddenregeling van Burgemeesters, Secretarissen en Ontvangers.
Gedeputeerde Staten vragen de meening van den Raad ten aanzien van een
bij hun College in overweging zijnde wijziging van de jaarweddenregeling van
burgemeesters, gemeente-secretarissen en -ontvangers. Deze wijziging betreft
hoofdzakelijk een vermindering der jaarwedden - uitgezonderd de kindertoelagen
van genoemde ambtsdragers met 2% cjo van het geheele bedrag of voor zoover dit
meer dan f.3.000,is, van deze som en 5 van het gedeelte van het geheele b
drag, hetwelk boven de f.3.000,wordt genoten, zulks met ingang van den eer
sten dag der maand, volgende op die, waarin de koninklijke goedkeuring op het
door Gedeputeerde Staten te nemen besluit is verkregen. Het komt B. en W, te
genover het overige gemeentepersoneel gewenscht en billijk voor dat op de jaar
wedden van den burgemeester, secretaris en ontvanger een gelijke vermindering,
als op de salarissen en loonen van het gemeentepersoneel wordt toegepast, n.1.
met 5 i° over het geheele bedrag der wedden. In verband daarmede stellen B.en
W.voor hun College te machtigen Gedeputeerde Staten te berichten, dat de Raad
zich niet kan vereenigen met de bij hun College in overweging zijnde wijziging
der jaarweddenregeling van burgemeesters, gemeente-secretarissen, en -ontvan
gers, doch adviseert een vermindering toe te passen van 5 van het geheele be
drag der wedden der bedoelde functionnarissen.
De heer Hilhorst brengt in herinnering, dat hij bij de behandeling der be
grooting