4 Juni 1936 73. grooting 1936 een progressieve verlaging der jaarwedden heeft voorgesteld. Spreker kan zich er niet mede vereenigen, dat in dezen tijd tractementen worden uitbetaald van f.6.000,aan den Burgemeester en aan den Secretaris, en van f.3750,aan den Ontvanger. Spreker stelt voor aan Gedeputeerde Staten te ad- viseeren de salarissen van den Burgemeester en Secretaris te verlagen met 20 en het salaris van den Ontvanger met 15 Spreker, die tenslotte nog zegt, dat het een heele eer is Burgemeester van Soest te zijn, meent dat deze sala rissen verlaagd moeten worden in den door hem aangegeven zin. De heer de Nies zegt tegen het voorstel van B.en W, te zijn, daar hij zich moet verzetten tegen alle loonsverlagingen. De heer Endendijk wijst er op, dat deze drie functionarissen in een gun stige positie verkeeren. Zij hehben al bij de behandeling der begrooting vrij willig verklaard 5 van hun salaris af te staan aan de gemeente in verband met de omstandigheid, dat op de wedden van de ambtenaren ook een korting van 5 J/o wordt toegepast. Gedeputeerde Staten komen thans met een ander voorstel. Spreker meent dat de Burgemeester, Secretaris en Ontvanger zeer goed het voor stel van B.en v7, kunnen aanvaarden, daar zij zich toch al vrijwillig voor een verdere verlaging verklaard hallenNaar Sprekers meening mag hier wel eens worden uitgesproken, dat de jaarweddenverlaging van Burgemeester, Secretaris en Ontvanger geen gelijken tred heeft gehouden met de verlaging van de jaar wedden van de ambtenaren. Een verlaging van 5 acht Spreker alleszins billijk. Gedeputeerde Staten zullen zich wel niet storen aan het oordeel van den Raad, maar een uitspraak van den Raad is toch gewenscht, waarbij er dan op gewezen dient te worden dat de door B.en W. geadviseerde verlaging alleszins billijk is, daar in den lande en ook te Soest de jaarweddenverlaging van Burgemeester, Secretaris en Ontvanger - zooals Spreker zoo juist heeft gezegd - geen gelijken tred heeft gehouden met de verlaging der jaarwedden van het overige personeel. De Voorzitter zegt toe dat B.en Gedeputeerde Staten aldus zullen be richten, waarna het voorstel van B.en V. zonder hoofdelijke stemming wordt aan genomen, met aanteekening, dat de heer Hilhorst geacht wil worden te hebben tegengestemd. 94. PERSONEEL, (4e afd. no3504/4144) Voorstel tot vaststelling eener nieuwe salarisregeling voor het gemeente- personeel Bij schrijven dd, 26 Mei 1936, no.3504/4144 doelen B.en W. de opmerkingen mede, welke door den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn gemaakt omtrent het in de raadsvergadering van 17 December 1935 genomen besluit verband houden de met de salarieering van het gemeentepersoneel, n.1. toepassing eener tijde lijke korting ad 5 De door den Minister gemaakte opmerkingen geven B.en W. aanleiding den Raad wederom ter vaststelling aan te bieden de reeds bij hunne voordracht dd, 9 December 1935, 4e afd. no.3504 overgelegde ontwerp-verordening tot vaststelling van regelen ten aanzien van de bezoldiging van de ambtenaren en werklieden in dienst dezer gemeente. De datum van in werking treding der nieuwe regeling ware te bepalen op 1 Juli 1936. In verband hiermede moet de overgangsbepaling (art.19) eveneens worden gewijzigd. Deze wijziging hebben B.en W. aangegeven in de bij de raadsstukken ter inzage nedergelegde ontwerp verordening. Voorts deelen B.en W, nog mede dat de bezoldigingen van enkele amb tenaren niet bij de algemeene salarisregeling, doch bij afzonderlijke raadsbe sluiten zijn geregeld. Dit is het geval met de gemeente-geneesheeren, den vee arts belast met de vleesohkeuring en den opzichter-keurmeester bij den keurings dienst. B.en V/. stellen voor door wijziging der desbetreffende raadsbesluiten op deze bezoldigingen een overeenkomstige verlaging toe te passen als op die der overige ambtenaren en deze bezoldigingen met ingang van 1 Juli a.s. te rege len als volgt: gemeentegeneesheer te Soest f.1350,zonder kindertoeslag gemeentegeneesheer te Soesterberg 375? veearts

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1936 | | pagina 146