29 Juni 1936 112,
werk wel getroffen heeft, dat slechts 6 werklieden met 1 opzichter aan
het werk waren. Aangezien er een groot aantal werkloouen is, begrijpt
Spreker niet dat er niet meerdere menschen tewerk waren gesteld. Het werk
is van eenvoudigen aard en naar Sprekers inzicht vooraf best te ramen.
Er is echter een andere werkwijze gevolgd, waardoor die groote overschrij
ding zou zijn ontstaan, hetgeen Spreker zeer betreurt.
De heer de Nies zegt niet bevoegd te zijn om te oordeelen over het
werk. Naar Sprekers meening zijn er wel te weinig werkkrachten tewerk ge
steld, en hier heeft vermoedelijk de zuinigheid de wijsheid bedrogen.
Spreker merkt vervolgens op dat thans in de vergadering een der ambtenaren
naar beneden is gehaald zonder dat deze ambtenaar zich kan verdedigen.
Spreker, die zulks meer dan dun vindt, moet daartegen protesteeren.
De heer van den Berg is ook van meening, dat de taluds zijn losge
raakt door het spelen der kinderen, waardoor schade is ontstaan. Aangezien
eerstdaags een aanvang zal worden gemaakt met het afwerken van een paar
wegen te Soesterberg, zou bij stopzetting van de werkzaamheden aan het
bezinkingsreservoir, geen afwatering voor deze wegen aanwezig zijn. Het
werk moet dus worden afgemaakt, aangezien men anders voor moeilijkheden
zal komen te staan.
De Voorzitter zegt dat B.en W. het zeer betreuren, dat door een raads
lid zoo gesproken is over den Directeur van Gemeentewerken.
Wethouder de Bruijn, die opmerkt dat het werk ook niet geheel naar
zijn genoegen is gegaan, deelt mede, dat Wethouder Gasille en hij onlangs
tezamen ter plaatse zijn geweest. Spreker is toen gebleken, dat er veel
oerbanken waren, terwijl er ook veel loopzand was, terwijl voorts door
ondeugende kinderen schade aan het talud is aangebracht. Het gevolg van
een en ander is geweest, dat in de uitvoering van het werk veel stagnatie
is gekomen. Voorts is de uitvoering van dit object in werkverschaffing
gestagneerd doordat de Regeering zoo laat hare goedkeuring aan het plan
verleende. Hoewel het de bedoeling was om het werk reeds in 1935 uit te
voeren, kon daarmede eerst in 1936 een aanvang worden gemaakt. Spreker
geeft vervolgens een opsomming van de vele werkzaamheden, welke in het
eerste halfjaar 1936 werden uitgevoerd. Er is ruim 2 K.M, aan boschwegen
aangelegd, 1800 M. rijwielpad, en voorts aanplant van ruim 316000 planten
in de plantsoenen. Verder wijst Spreker o.a. op het graven van 450 M3
grind, en het in gereedheid brengen van de boschbeplanting, en de kweeke-
rij. In de bosschen was niet alleen zorg voor de beplanting, doch ook voor
de onderbeplanting, terwijl voorts nog 31 rustbanken werden gemaakt. Op
aandrang van de Directie van het Staatsboschbeheer werden zeer veel men
schen tewerk gesteld in de bosschen, met het gevolg dat weinig menschen
aan het bezinkingsreservoir werkzaam waren. Spreker zegt dat de beide Wet
houders niet in de bevoegdheden van den Directeur zijn getreden ten aanzien
van het afwerken talud van het bezinkingsreservoir. Alleen is een opmer
king gemaakt en de Directeur heeft toegegeven dat het zeer bezwaarlijk
was om door te gaan op zijn werkwijze. De Directeur vond het zelf ook be
ter, dat de zoden gestapeld werden. Het spijt Spreker dat de Directeur
niet eerder met een verhoogde crediet-aanvrage is gekomen, aangezien ge
bleken is, dat de begrooting door onvoorziene omstandigheden te krap was.
Spreker zegt dat B.en W. den Directeur de wet niet voorschrijven. Dat kan
de Directeur zichzelf wel doen. Om goed werk te krijgen, was een verande
ring van werkwijze noodig. Men moet niet denken dat aan Gemeentewerken
niets te doen is, want Spreker kan zulks met bewijzen staven.
Wethouder Gasille zet nog nader uiteen dat Wethouder de Bruijn en hij
onlangs te Soesterberg waren en het werk in oogenschouw hadden genomen.
Zij hebben toen gesproken met den opzichter, die zich over de uitvoering
van