16 December 1936 245
hebben te dragen, In dit verband wil Spreker er op wijzen dat hij zich stelde
op het standpunt van Burgemeester en Wethouders in de vóórlaatste vergadering
en wel op dat van de minderheid, die voor een proeftijd van 3 maanden was. Toen
deze zaak in de laatste raadsvergadering behandeld werd en er op aangedrongen
werd Vos niet te ontslaan, dacht Spreker dat wanneer het voorstel van B.en W.
zou worden verworpen, onmiddellijk in stemming zot:, komen het voorstel om Vos
drie maanden proeftijd te geven. De Wethouder heeft zoo juist medegedeeld dat
de man al vlugger gewerkt heeft dan voorheen, zoodat geconstateerd kan worden
dat hij zich verbetert. Een en ander heeft dus gunstig gewerkt. Voorts zegt
Spreker dat de Wethouder betoogd heeft dat het noodzakelijk is dat kaarten enz.
worden opgemaakt van de privaatrechtelijke eigendommen der gemeente. Bij B.en
W. ligt thans een ontwerp eener verordening betreffende de instelling van een
nieuw grondbedrijf, hetgeen Spreker zeer verwondert. Aan het Grondbedrijf heeft
destijds zooveel vastgezeten, waardoor Spreker nu niet zoo liefdevol gestemd is
om weer een bedrijf in het leven te roepen. Uit het voorstel van B.en W. om een
kracht aan te nemen voor de administratie der gemeente-eigendommen moet Spreker
concludeeren, dat aan de lijst van gemeente-eigendommen, als bedoeld in de ge
meentewet, blijkbaar verzuimd is de noodige aandacht te schenken. Spreker vindt
het vreemd dat er nu ineens een dringende eisch is om een kracht aan te stellen.
Deze zaak is eenigen tijd geleden door verschillende raadsleden met de heeren
van het Kadaster besproken en Spreker heeft toen niet de overtuiging gekregen,
dat het noodzakelijk is een ambtenaar van f.125,aan te stellen. Als het wer
kelijk noodzakelijk is, dan wil Spreker gaarne zijn medewerking verleenen, doch
thans kan hij niet met het voorstel van B.en meegaan. Spreker zegt voorts
dat eenige leden er niet voor zijn om den notaris te betrekken bij den koop en
verkoop van eigendommen. Spreker verklaart uitdrukkelijk dat hij geen enkele
antipathie tegen den notaris heeft, doch dat het gemeentebelang voorop staat.
Er moet bezuinigd worden; daarom dient de Burgemeester de desbetreffende acten
op te maken. Spreker zegt tenslotte nogmaals dat hij er niet van overtuigd is
dat de aanstelling van een ambtenaar voor de gemeente noodig is.
De heer Endendijk wil nog iets opmerken naar aanleiding van het gezegde
van de heeren Nooder en Thijssen betreffende de aanneming van een kracht voor
de administratie der gemeente-eigendommen. Spreker zegt dan dat de meeste leden
wel met hem kunnen bevestigen, dat de heer van Gastel in de onlangs met raadsle
den gehouden conferentie een besliste uitspraak heeft gedaan, welke in strijd
is met de mededeeling van den heer Uooder. Spreker wil niet gaan pleiten over
datgene wat de heer van Gastel nu ontkend heeft.
De heer van de Ven zegt dat d=; heer van Gastel destijds heeft gezegd, dat
de betrokken jongeman niet voor het hierbedoelue werk geschikt te maken is. Spre
ker zegt voorts dat hij gaarne wil weten welke bezittingen der gemeente tegen
over de schuld staan. Spreker vraagt of de leden hiervan inzage kunnen krijgen.
De Voorzitter geeft hierop een bevestigend antwoord.
De heer van de Ven zegt voorts dat hij eenige vragen heeft gesteld ten op
zichte van de exploitatie van het Slachthuis. Spreker zegt dat de heer Endendijk
wel heeft beweerd dat Spreker niets van die zaak snapt, doch Spreker wil er even
op wijzen dat het Verificatiebureau het vorig jaar eenige bemerkingen had om
trent den gang van zaken, zoodat Sprekers opmerkingen wel gegrond waren. Spreker
vraagt of het niet mogelijk is dat een nauwere samenwerking tot stand komt tus-
schen de gemeente en het Slachthuis, waardoor de belangen der gemeente meer naar
voren komen. Spreker vindt het verkeerd dat de leden uitsluitend aan hun eigen
buidel denken. De Commissarissen moeten rekening houden met de belangen der ge
meente en er moet aangedrongen worden op hoogere afschrijvingen.
De heer Helmus merkt op dat de Wethouder van Sociale Zaken heeft beweerd
dat de klasse, waarin de gemeente wordt geplaatst voor de toepassing der steun
regeling, door de regeering wordt vastgesteld. Dit is inderdaad zoo, maar het
Gemeentebestuur kan er zeer veel aan doen om in een hoogere klasse te komen.
2uj.ks