20 April 1936 45.
reehtigheden tij de gemeentebestuurstoestanden. Dit zijn grocte woerden, doch
Spreker zal er niet op ingaan. De eerste 14 bladzijden der opmerkingen hebben
B.en W. niet beantwoord, omdat deze met het onderzoek der rekening geen recht-
streeksch verband houden. Op blz.10 zeggen de leden, dat de Wethouders onder
geschikt zijn aan de raadsleden. Dit is onjuist en een staatsrechtelijk phae-
nomeen. Voorts wordt door de leden beweerd, dat aan het hoofd der gemeente
staat een raad, doch Spreker wil in dit verband even wijzen op art.1 der Ge
meentewet, bepalende dat het bestuur van elke gemeente bestaat uit een Raad,
een College van Burgemeester en Wethouders en een Burgemeester, Er zijn in de
gemeente dus 3 bestuurscolleges, die zelfstandig naast elkander staan, In art.
167 der Gemeentewet is bepaald, dat aan den Raai met betrekking tct de regeling
en het bestuur van de huishouding der gemeente, alle bevoegdheid behoort, die
niet bij de Gemeentewet of eenige andere wet aan den Burgemeester, of aan B,
en W. is opgedragen. Een raadslid op zichzelf bestaat niet, een raadslid be
staat eerst dan als hij zitting heeft in den Raad. Als een raadslid wat wil
weten, zal hij zich tct B.en W,en niet tot de ambtenaren, moeten wenden. Voorts
heeft een raadslid het recht vragen te stellen, of een interpellatie te houden
als de Raad de interpellatie toelaat. Volgens art.216 der Gemeentewet zijn B.
en W. aan den Raad verantwoording schuldig omtrent het geveerd bestuur van de
huishouding der gemeente. B.en W. geven dus aan den Raad inlichtingen, en niet
aan ieder lid afzonderlijk. Een raadslid heeft niet het recht vragen te stel
len aan ambtenaren buiten B.en W. om. Het onderzoek van bepaalde aangelegenhe
den kan wel naar Commissies verwezen worden, en volgens de verordeningen op de
Commissies kunnen de ambtenaren dan door de Commissie gehoord worden, doch de
hierbedoelde 3 raadsleden zijn niet opgetreden als een Commissie, door den
Raad benoemd. De drie leden hebben o.a. gewezen op het aangaan van kasgeldlee-
rdngen en het doen van af- en overschrijvingen. Ze hebben greote weerden ge
bruikt, maar de Wet laat het aangaan van kasgeldleeningen en het doen van af-
en overschrijving-en toe. Spreker zegt voorts te moeten opkomen tegen hetgeen
door de leden is geschreven omtrent het grondbedrijf en de woningbouwereeni»-
gingen. Van een geldverkwist-end en rampzalig opgezet Grondbedrijf is geen spra
ke, Spreker laat deze kwalificaties vcor rekening der drie leden. Gedeputeerde
Staten hebben bovendien het bedrijf en de taxatie der gronden goedgekeurd, Te
drie leden zeggen voorts dat de zaak der weningbouwvereeniginger, hopeloos in
de war is. Ook dit is onjuist. De administraties werden geregeld gecontroleerd
door het Verificatiebureau der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. Dat
Burgemeester en Wethouders ten opzichte van de wcningbouw-aangelegerheden hun
plicht grovelijk verzuimd hebben, is ook onjuist. De ongunstige exploitatie-
uitkomsten der woningbouwereenigingen moeten o.m. beschouwd werden in verband
met de tijdsomstandigheden. Toen de nadeelige uitkomsten bekend werden, is deze
zaak docr de Financieele Commissie ter hand genomen, met het resultaat dat
huurverlagingen tot stand gebracht konden worden. Er is voorts een rapport om
trent naasting van woningcomplexen. De voormalige Financieel9 Commissie is
zeer actief geweest, doch de nieuwe Financieele Commissie heeft deze zaak op
een dood spoor gebracht, B.en W, zijn inmiddels verier gegaan met huurverlagin
gen, zoodat dit College niets verzuimd heeft. De zaak is bij B.en W. niet- hope
loos in de war, doch wel bij verschillende menschen. De kwestie is voorts of
men al dan niet naasting wenscht. Deze zaak is niet zoo eenvoudig, want alom
in den lande is de woningbouw-exploitatie een vraagstuk, hetwelk Soest ook maar
niet ineens kan oplossen. Spreker zegt nogmaals dat B.en W. verantwoordelijk
zijn tegenover den Raad, en niet tegenover Raadsleden. B.en W, willen echter
wel verder gaan en aan de raadsleden persoonlijk inlichtingen verstrekken, doch
dan moet daartoe rechtstreeks het verzoek worden gedaan aan B.en W, en niet
via ambtenaren. Verder zegt Spreker, dat de rekening gewijzigd kan worden aan
genomen. Hiertegen is geen bezwaar, maar men moet niet zeggen, dat B.en W. de
rekening van den Ontvanger hebben vervalsoht. De overlegging der rekening aan
den