12 Mei 1937 66.
voor het publiek toegankelijke "bijeenkomsten worden gehouden."
De Voorzitter deelt mede dat, nadat deze aangelegenheid is "besproken
in de vergadering der Commissie voor de Strafverordeningen, werd veronder
steld, dat het verbod toepasselijk zou zijn op personen en niet op de ex
ploitanten, Daarom "biedt Spreker een nieuwe redactie ter vaststelling aan,
luidende als volgt3
"Het is verboden te rooken of zich te bevinden met brandende sigaar,
sigaret of pijp in zalen en gangen, doorgangen of corridors van lokalen,
waarin publieke vermakelijkheden worden gegeven, of voor het publiek toegan
kelijke bijeenkomsten worden gehouden. Dit verbod wordt kenbaar gemaakt door
middel van bordjes, welke duidelijk leesbaar in de zalen moeten zijn opge
hangen niet hooger dan 2% meter boven den beganen vloer.
Op verzoek van de exploitanten der in het vorige lid genoemde inrich
tingen kan van bovengenoemd verbod door of vanwege den Burgemeester voor be
paalde lokaliteiten ontheffing worden verleend, eventueel onder voor ieder
'geval te stellen voorwaarden".
De heer Stroband constateert dat de Voorzitter het dus met hem eens was,
dat volgens de eerst aangeboden redactie personen bedoeld konden worden, op
wien het verbod van toepassing zou zijn.
De heer Ihijssen betoogt dat in de overweging van het besluit had moe
ten staan; "Gehoord het voorstel van Burgemeester en Wethouders". Voorts is
het Spreker opgevallen, dat op de ontwerp-verordening geen datum voorkomt.
De heer van den Berg vraagt of op elke bijeenkomst, b.v. een huldiging
of herdenking het verbod van toepassing zal zijn. Spreker wil de bijeenkom
sten van hst rookverbod geheel vrijstellen.
De Voorzitter zegt dat het verbod niet op elke bijeenkomst van toepas
sing is. Het verbod geldt n.1. voor de lokalen, en een ontheffing wordt dus
verleend ten behoeve van een lokaal, waaromtrent het oordeel wordt gevraagd
aan den Commandant der Vrijwillige Brandweer en den Inspecteur van Politie.
De heer Endendijk merkt op dat zij, die een bijeenkomst wenschen te
houden, reeds van tevoren kunnen weten in welk lokaal al dan niet gerookt
mag worden.
De Voorzitter geeft hierop een bevestigend antwoord.
De heer Hornsveld vraagt om welke redenen dit verbod voorgesteld wordt.
De Voorzitter zet uiteen, dat het rooken thans in alle lokalen verboden
is» Om de mogelijkheid van ontheffing te regelen, wordt nu een bepaling ter
vaststelling aangeboden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna de nieuwe (in de vergadering
aangeboden) redactie tot wijziging van art.41 der Verordening ter voorkoming
van brand vastgesteld.
De Voorzitter wil naar aanleiding van een door den heer Ihijssen ge
maakte opmerking, er de aandacht op vestigen, dat de Strafverordeningen,vol
gens art.197, le lid der Gemeentewet, zooveel mogelijk worden ontworpen door
een vaste commissie uit den Baad. Een dergelijks Commissie bestaat in deze
gemeente, zoodat in de overweging van het besluit niet komt te staan "Ge
hoord het voorstel van Burgemeester en Wethouders"
De heer Ihijssen zegt dat B.en hier een voorstel doen, zoodat het
besluit anders geformuleerd had moeten zijn.
VERORDENINGENWINKELSLUITINGS ffll1e afd.no.4379/3631
Voorstel tot wijziging van de verordeningen, als bedoeld in art.6 der
Winkelsluitingswet, geldende voor de kappers- of barbiersondernemingen en de
slagerswinkels
Op grond van het medegedeelde in het schrijven van B.en dd, 30 April
19379 no.4379/3631 wordt voorgesteld tusschen art.2 en 3 der Verordening,
als bedoeld in art.6 der Winkelsluitingswet voor de kappers- of barbierson
dernemingen in te voegen een artikel 2a., luidende als volgt;
'Onv ermind erd