18 Juni 1937 96.
zichzelf "buitengewoon uitverkoren achten om als Voorzitter der Commissie
op te treden. Spreker wil een Voorzitter uit de raadsleden "benoemen en stelt
voor den heer Zijlstra te benoemen, die hij daarvoor zeer geschikt acht.
De heer Thijssen is het hiermede volkomen eens, daar men in de benoe
ming van een Voorzitter geheel vrij is.
De Voorzitter meent te weten dat het een vereischte is, dat een Wethou
der als Voorzitter optreedt. Wanneer zulks niet het geval .is, dan heeft
Spreker geen enkel bezwaar tegen een benoeming van den heer Zijlstra.
De heer Hom is van meening, dat de Wethouder van Sociale Zaken als
Voorzitter der Commissie dient op te treden. Bij een of ander geschil moet
men toch steeds bij den Wethouder zijn, zoodat het practischer is, dat deze
Voorzitter der Commissie is.
De Voorzitter deelt vervolgens mede, dat intusschen uit de desbetref
fende verordening gebleken is, dat men niet verplicht is een "Wethouder tot
Voorzitter te benoemen.
De heer Thijssen noemt ook nog eens den naam van den heer Zijlstra
voor deze benoeming.
Na gehouden stemming, wordt de heer Zijlstra met 6 stemmen benoemd.
Voorts waren uitgebracht 4 stemmen op den heer Gasille, 1 stem op den heer
de Bruijn en 2 stemmen ongeldig.
De Voorzitter vraagt den heer Zijlstra of deze benoeming door hem wordt
aangenomen
De heer Zijlstra zegt dat hem deze benoeming eenigszins eigenaardig
heeft aangedaan. Spreker dacht n.1. dat voor de vervulling dezer functie
een dosis Wethouders-kennis noodig was. Spreker zal echter de benoeming
gaarne aannemen en dankt voor het in hem gestelde vertrouwen.
De heeren Hilhorst en Hom fungeerden als stemopnemers.
De Voorzitter stelt hierna de vraag, of wegens het vergevorderd uur
de vergadering nog verder voortgezet zal worden of dat de volgende week
een nieuwe vergadering gehouden zal worden.
De heer Nooder wil in elk geval punt 16 behandeld zien.
De heer Hom spreekt in gelijken zin, daar juist voor de behandeling
van dit punt door 3 raadsleden een raadsvergadering aangevraagd is.
In verband hiermede wordt besloten allereerst punt 16 te behandelen.
PERSONEEL. (4e afd.no.1677
Behandeling van een voorstel van een drietal raadsleden tot het weder
om in gemeentedienst aanstellen van C.G.J.van Heijst in de functie van
technisch ambtenaar Ille klasse.
Voorgesteld wordt den op wachtgeld gestelden ambtenaar van Heijst we
der in vasten dienst der gemeente aan te stellen en wel in den rang, dien
hij vervulde op 31 Maart 1937 en op een salaris, dat hij laatstelijk vodr
zijn opwachtgeld-stelling genoot.
De heer Nooder zegt dat over Gemeentewerken al zooveel is gesproken en
dat er zelfs een voorstel van de heeren Thijssen c.s. is om te komen tot
een herreorganisatie. Een. en ander is wel een bewijs, dat de tegenwoordige
regeling bij dien dienst geen bevrediging geeft. De manier, waarop Gemeen
tewerken geregeerd en geleid wordt, is den leden reeds voldoende bekend.
Men zal zich aan de desbetreffende rapporten moeten houden. Volgens het
destijds door den Directeur ingezonden rapport, is iemand als de heer van
Heijst bij dien dienst beslist noodig. De latere rapporten van den Direc
teur neemt Spreker voor kennisgeving aan, omdat hij in de laatste vergade
ring het vertrouwen in de leiding van Gemeentewerken heeft opgezegd. De le
den zijn genoegzaam ingelicht, en om nu de zaak te vereenvoudigen, zou Spre-
ke± het wel wenschelijk achten, dat zoo spoedig mogelijk tot stemming werd
overgegaan.
De heer Stroband wijst er op, dat een reorganisatie bij Gemeentewerken
heeft