24 Maart 1937 33.
derstelt, toch altijd de mogelijkheid bestaat om bij Spreker als waarnemend
hulpofficier van Justitie een aanklacht in te dienen, die dan onderzocht zal
worden.
De heer ïhijssen zegt dat het door den Voorzitter voorgelezen overzicht
niet ter zake dienende is. De drie raadsleden hebben destijds naar Gedepu
teerde Staten geschreven om te bereiken dat zij zoo spoedig mogelijk antwoord
op hun rapport zouden krijgen. Reeds driemaal hadden die leden van den Raad
bij B.en 'V, in achtereenvolgende raadsvergaderingen op antwoord aangedrongen
en telkens werden zij met een kluitje in het riet gestuurd. Vandaar werd door
die leden een brief aan Gedeputeerde Staten gezonden, doch een onderzoek door
Gedeputeerde Staten hebben zij niet gevraagd. Spreker wil deze zaak zoo maar
niet afdoen.
De Voorzitter zegt dat deze zaak in handen van Gedeputeerde Staten is,
zoodat hij aan dit College alle stukken wil toezenden.
De heer Endendijk zegt dat hij' dien stand van zaken niet wist. Daarom
komt Spreker terug op zijn voorstel en is er thans ook voor om alle stukken
naar Gedeputeerde Staten toe te zenden.
De heer van de' Ven zegt dat de staat, welke hem zoo juist door den Voor
zitter ter inzage is gegeven, niet in het bezit der drie raadsleden is ge
weest, De staat is ook niet door die leden geparafeerd, terwijl de andere
staten, die de leden hebben gezien, wel door hen geparafeerd zijn. De desbe
treffende bemerking in het rapport der leden is uit andere bron geput dan uit
den staat, welke thans door den Voorzitter is overgelegd.
De heer ïhijssen meent dat dat document door de drie raadsleden bezien
moet worden. Men moet met dat stuk rekening houden en deze zaak niet als af
gedaan beschouwen.
De Voorzitter stelt voor deze zaak als afgedaan te beschouwen en alle
stukken aan Gedeputeerde Staten toe te zenden.
De lieer Stroband wil er nog even de aandacht op vestigen dat de staten
niet beschouwd mogen worden als "kladstaten". Deze staten, die de basis vor
men van hetgeen heeft plaats gehad, mogen niet vernietigd worden.
De Voorzitter betoogt nogmaals dat er volgens het opgemaakte overzicht
slechts een verschil van f.4»is, welk verschil aannemelijk is. 111e stuk
ken, dus ook de door den heer Stroband bedoelde kladstaten, zullen aan Gede
puteerde Staten worden toegezonden.
De heer Dalhorst vraagt of het reeds ingestelde onderzoek door het per
soneel ter Secretarie is geschied of door anderen.
De Voorzitter zegt dat dit onderzoek door het personeel heeft plaats ge
had zonder extra kosten voor de gemeente. Spreker, die den laatsten tijd de
Secretarie meer van nabij heeft leeren kennen, kan zeggen dat er goed en zeer
veel werk ter Secretarie verricht wordt.
Nadat de heer Hilhorst zich afgevraagd heeft of de kosten, verbonden aan
het onderzoek niet hooger zullen zijn dan de resultaten van het onderzoek, en
de hoer Stroband er op gewezen heeft dat afgescheiden van de kosten een goed
onderzoek gowenscht is, stelt de V0orzitter voor deze zaak als afgedaan te
beschouwen en alle stukken aan Gedeputeerde Staten toe te zenden.
Dit voorstel in stemming gebracht, wordt aangenomen met 8 tegen 4 stem
men. Tegen stemden de heeron van de Ven, ïhijssen, Stroband on van Breukelen,
terwijl de heeren Zijlstra en Hilhorst zich van stemming onthielden.
SBRKLOO3ENSTEUN(3e afd.no.4310 en 4e afd.no.2l/540
Crediet-aanvrage vcorjverstrekking van extra hulp steunverleening B) aan
werkloozen.
Bij schrijven van B.on W. dd. 10 Maart 1937? no.4310 deelen B.en W. mede
dat ook voor 1937 extra hulp aan werkloozen kan worden verstrekt in den vorm
van kleeding, dekking en schoeisel. Voor dit jaar mag per werklooze ten hoog
ste f.5,30 worden besteed, waarop f.2,ten laste der gemeente komen en
f330