20 Juni 1938 84. tehalve de gebruikelijke bedingen o.m, de bepaling zal moeten worden opgeno men, dat de huur bij verkoop van het terrein (of een gedeelte daarvan) met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden zal worden beëindigd, terwijl voorts zal moeten worden bepaald, dat het terrein enkel afgerasterd zal mogen zijn gedurende de dagen, dat voorstellingen gegeven worden. De heer Endendijk acht het wenschelijk dat aan deze verhuur de voorwaarde wordt verbonden, dat B.en goedkeuring moeten verleenen aan de op te voeren stukken. De Voorzitter, die wel eenig bezwaar tegen een dergelijke voorwaarde heeft, wijst er op, dat de Burgemeester krachtens de gemeentewet het toezicht op de op te voeren stukken heeft. De heer Nooder vraagt waarom het werk door de Heide-Maatschappij en niet door het Staatsboschbeheer wordt uitgevoerd. 'Vanneer deze zaak niet als een particulier werkverschaffingsobject kon worden aangegrepen, zou een dergelij ke inrichting wellicht door de Vereendgingen niet tot stand gebracht kunnen worden. Spreker zou het wel op prijs stellen, indien bij de voorwaarden werd bepaald, dat de Vereenigingen ten doel moeten hebben het theater te verhuren voor cultureele doeleinden, en dat van de veihuring geen enkele richting wordt uitgesloten, voorzoover dit niet in strijd is met de algemeene wetten of plaatselijke verordeningen. De heer Hom, die in het voorstel van B.en heeft gelezen, dat het verhuur de terrein enkel afgerasterd zal mogen zijn gedurende de dagen, dat voorstel lingen gegeven worden, merkt op dat het terrein dus voor een ieder toegankelijk is wanneer geen voorstellingen worden gegeven. Kunnen er in dit opzicht geen conflicten met de politie komen, vraagt Spreker. Wethouder Gasille zegt dat sub 2e van het voorstel van B.en W. moet wor den gewijzigd en wel in dier voege, dat adressanten het bedrag ad f.1600, moeten storten bij de Hederlandsche Heide-Maatschappij te Arnhem in plaats van in de gemeentekas. Voorts zegt Spreker, dat een dergelijk werk nooit wordt uitgevoerd door het Staatsboschbeheer, doch door de Hederlandsche Hei- de-Maatschappijr Spreker deelt verder mede, dat bij aanvaarding van het voor stel van B.en tevens aanneming van een begrootingswijziging noodig is, aangezien de desbetreffende post niet meer toereikend is. Het betreft hier n.1. volgnummer 582 der begrooting 19 38 "Werkverschaffing aan werkloozen door derden ondernomen (met rijksbijdrage)". Bij de primitieve begrooting is op dezen post een bedrag van f.5000,geraamd. Bij raadsbesluit van 29 Oct, 1937s 3e afd.no.4655 werd besloten tot het in werkverschaffing doen uitvoe ren door werkloozen uit deze gemeente van werkzaamheden op gronden, toebehoo- rende aan Jhr.Bosch van Drakestein te Lage Vuursche. De aan deze werkzaamhe den, waarvan de uitvoering in 1938 is aangevangen, voor de gemeente verbonden kosten werden geraamd op f,7*055,Voorts werd bij raadsbesluit van 3 Pebr, ander 19 38, 3e afd.no.4963 besloten goedkeuring te hechten aan een/particulier werk verschaffingsobject, waarvan de ten laste der overheid blijvende kosten op f.1275,werden geraamd. Derhalve zijn reeds op volgno.582 aangewezen uitga ven tot een totaal bedrag van f.8350,Thans wordt voorgesteld mede te wer ken aan de stichting van een openluchttheater, uit te voeren in particuliere werkverschaffing. De hieraan verbonden ten laste van de gemeente blijvende kosten bedragen naar raming f.3400,zijnde 857° der loonen, waarin het Rijk vermoedelijk evenals het vorig jaar 4558% zal bijdragen. Indien tot deze me dewerking wordt besloten, zullen op volgno.582 uitgaven zijn aangewezen tot een totaal-bedrag van f.11„730,Waar slechts een bedrag van f.5.000,is geraamd, dient genoemd volgnummer met rond f.7.000,tot f,12.000,te worden verhoogd. Tegenover de verhooging van dezen post met f,7.000,dient volgno. 580 "steun aan werkloozen" met gelijk bedrag te worden verlaagd. De heer Thijssen vraagt of dus sprake is van het overschrijven van den eenen post op den anderen, waarop Wethouder Gasille een bevestigend antwoord geeft.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1938 | | pagina 166