29 September 193® 126# T Art.25. De heer Zijlstra deelt mede niet accoord te kunnen gaan met uitbrei ding van het aantal vacantiedagen. kis men bedenkt, dat de ambtenaren zoo veel voordeelen genieten boven het personeel in het particuliere bedrijf, dan is er geen reden om den ambtenaar nog meerdere voordeelen te geven. Spre ker wil accoord gaan met het oorspronkelijk standpunt van B.en W. en dus de vacantieregeling, zooals deze was opgenomen in het oorspronkelijk ontwerp, ongewijzigd laten. De Voorzitter zet uiteen, dat de vacantieregeling een betrekkelijk moei lijke kwestie is, aangezien deze nu vastgekoppeld wordt aan het salaris. Thans wordt door ieder ambtenaar een verlof van 18 dagen genoten, zoodat de laagst bezoldigde groep inplaats van 18 dagen 14 dagen vacantie zal genieten. Die val werd te groot geacht en daarom werd uitbreiding aan het aantal ver lofdagen gegeven. Het Georganiseerd Overleg dacht verschillend over deze zaak en daarom werden ook van die zijde verschillende voorstellen gedaan. Gezien de regeling van op dit oogenblik doet de meerderheid van het College van B.en het voorstel om eenige uitbreiding aan het aantal verlofdagen te ge ven. Wethouder Gasille, die in dit geval tot de minderheid van B.en W. be hoort en zich niet kan vereenigen met de gewijzigde bepaling in dit artikel, wijst er op dat de lagere salarissen alleen worden genoten door de jongere ambtenaren, die als regel ongehuwd zijn. Ook de Rijksambtenaren hebben een zelfde aantal verlofdagen. Deze jongere ambtenaren nemen al een bevoorrechte positie in in vergelijking tot hen, die een functie bekleeden in het particu liere bedrijf. Spreker acht uitbreiding van het aantal verlofdagen voor die jongere ambtenaren niet noodig. Ben verlof van 14 dagen acht Spreker ruim voldoende. De heer Hooder merkt op dat de ambtenaren met de hoogste tractementen het grootst aantal verlofdagen genieten. Haar Sprekers inzicht gaat het niet op een vergelijking ten aanzien van het aantal verlofdagen te maken tusschen de gemeente en het particuliere bedrijf. De gemeente moet een voorbeeld ge ven en het is in het belang van den dienst, dat aan het personeel een zeker aantal verlofdagen wordt toegekend. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het voorstel van de meerder heid van B.en W« aangenomen en het desbetreffend artikel vastgesteld. De heeren Zijlstra, Hornsveld en Gasille wenschten aanteekening, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd. Art28De Voorzitter deelt mede, dat de beide Wethouders voorstellen in dit artikel te blijven lezen "1 Juni". Spreker, die zelf voorstelt te lezen '0. Juli", schaart zich dus aan de zijde van het Georganiseerd Overleg. Wethouder Gasille wijst er op dat de beste tijd om verlof te nemen is in de maanden Juni en Juli. Wanneer het verlof nu door omstandigheden niet genoten kan worden, kan het achterstallige verlof zeer goed vóór 1 Juni op genomen worden. Uit een oogpunt van billijkheid is het wenschelijk, dat het verlof vóór 1 Juni wordt opgenomen, mede om samenvoeging van verlof van het volgend jaar te voorkomen. De heer Grift sluit zich aan bij het standpunt van den Voorzitter, die wil handelen in de lijn van het Georganiseerd Overleg. Spreker, die het niet eens is met het gezegde van Wethouder Gasille, wijst er op, dat de vertegen woordigers, die in het Georganiseerd Overleg zitting hebben, menschen van de practijk zijn. Spreker wil den datum van 1 Juli aahhouden. De heer van de Ven vraagt of het restant verlof van een vorig jaar dan niet toegevoegd kan worden aan het verlof voor het nieuwe jaar. De Voorzitter acht zulks geen bezwaar. Het verlof kan toch immers al tijd geweigerd worden om redenen van dienstbelang. Wethouder Gasille deelt mede, dat hij moeilijkheden voorziet indien men bepaalt

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1938 | | pagina 250