22 Februari 1938 21 kan toejuichen, dat B.en W, met alle energie middelen aangrijpen om deze zaak te verdedigen, doch Spreker vraagt of het niet alleszins gewenscht is, dat de raadsleden behoorlijk hun gedachten kunnen uiten, zonder dat direct den leden de pas min of meer wordt afgesneden. Voor een goede verhouding in de vergaderingen is het hoogst noodzakelijk, dat de leden hunne meening vrij elijk kunnen uiten, Is daartoe geen gelegenheid, dan is dit voor de betref fende Sprekers onaangenaam. Spreker heeft zich den vorigen keer geschaard aan de meerderheid, om geen roet in 11 eten te gooien# Be heer Nooder zegt dat de waardigheid van den Raad en de waardigheid van de genomen beaLuiten het voor hem ondoenlijk maken om op de verschillen de discussies in te gaan. Spreker zou het prefereeren indien de Voorzitter tot stemming zou overgaan, r>e heer van den Berg zegt dat hij van den heer Thijssen veel dacht te hooren, doch de heer Thijssen heeft geen enkel nieuw gezichtspunt naar voren gébracht, Be Voorzitter zal onder waardeering van het gezegde van den heer «ooder, toch nog iets zeggen, Te Beer Thijssen heeft gesproken over de argumentatie van het besluit van Gedeputeerde Staten. Naar Sprekers inzicht heeft de heer Thijssen te groote waarde geschonken aan het argument van Gedepiteerde Sta ten aangaande den financieelen toestand. Bat is niet de spil, waarom het be toog van Gedeputeerde Staten draait, Te overwegingen van den heer Thijssen nemen slechts een zeer ondergeschikte plaats in bij de argumentatie van Ge depiteerde Staten. Be heer Thijssen zei voorts, dat Wethouder Gasille gezegd zou hebben dat de kazerne er toch komt. Van dit gezegde is Spreker niets be kend, tq heer Gasille heeft althans een dergelijke uitdrukking niet in de raadsvergadering gebezigd, waar hij onder controle van Spreker staat. Spre ker weet natuurlijk niet wat de heer Gasille elders gezegd heeft. Té heer Hilhorst zegt dat de heer Thijssen die woorden zeker als évan gelie heeft gelezen. Te Voorzitter vraagt wie kan waarmaken dat Wethouder Gasille die woor den heeft gezegd. Te heer Thijssen heeft verder gezegd, dat de kazerne zeer goed gebouwd kan worden op Rijksgrond, doch Spreker die daar niets van weet, zal daarbuiten blijven, Hat komt Spreker voor, dat de heer Thijssen hang schijnt te zijn voor de Kroon, Men moet niet zeggen, dat het besluit van Gedeputeerde Staten alleen wijsheid is en zoodoende al een praematuur oordeel over een eventueel andersluidend oordeel van de Kroon geven. Spreker moet bezwaar maken tegen deze controverse, Wat de door den heer Thijssen gezegde woorden "dat er een wonder moet gebeuren om Soest te redden" aangaat, wil Spreker opmerken, dat hij in dit opzicht minder pessimistisch is dan de heer Thijssen, Te positie van Soest baart evenveel zorg als die van honderden an dere gemeenten. Haar Spreker echter van bekwame zijde is medegedeeld, is er wel degelijk perspectief voor Soest te verwachten. Spreker heeft niet begre pen waarheen de heer van de Ven wil koersen. B.en W, hebben deze zaak zeer ernstig opgevat, Onmiddellijk na het bekend worden van het eerste schrijven van Gedeputeerde Staten werd door Spreker een spoedeischende vergadering be legd om deze aangelegenheid opnieuw te behandelen. Spreker betwijfelt of Ge deputeerde Staten versteld hebben gestaan over de stoutmoedigheid van den aad van Soestc Te heer van de Ven heeft nog gesproken over de debatten in Q vorige vergadering, doch deze ontstonden naar aanleiding van het gezegde van den heer van de Ven, dat het offer voor de gemeente te groot was, Spre- Ker vond dat gezegde onbegrijpelijk van een raadslid, dat eerst vo'dr het desbetreffende voorstel van B.en W. had gestemd. Te heer van de Ven zegt dat hij wel heeft gezegd, dat het offer te groot was, doch bedoelde daarmede dat zulks het geval was volgens het inzicht van Gedeputeerde Staten. Wethouder Gasille deelt mede, dat hij er zich niet van bewust is, dat hi.i

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1938 | | pagina 42