4 April 1959 61» ker heeft toen steeds tevredenheidsbetuigingen vernomen. De kans bestaat dat de groote werkverschaffingsobjecten in de bosschen zullen verminderen, doah er zullen toch altijd nog wel eenige werkverschaffingen overblijven. Het is nog niet uitgemaakt of de werkverschaffingen eigenlijk zullen verminderen. De Voorzitter geeft als zijn persoonlijke meening te kennen, dat werk verschaffing in de bosschen in de toekomst nog zeer goed mogelijk is. De Wethouders zijn echter een andere raeening toegedaan. De heer Stroband zegt zich volkomen te kunnen aansluiten aan de loftui tingen op den heer Kraaijenbrink. Diens voorlichting zal men missen» zegt Spreker. Indien de door den Wethouder genoemde regeling doorgaat, zal het Staatsboschbeheer de leiding in de bosschen op zioh moeten nemen zonder daar bij voorlichting te verkrijgen van den heer Kraaijenbrink. Zullen er nu in den vervolge voorstellen van Staatsboschbeheer komen, zonder dat deze getoetst zijn aan het inzicht der gemeente? Wethouder Gasille zegt dat het opmaken der begrootingen altijd geschied de door Staatsboschbeheer- De heer Kraaijenbrink maakte steeds met den ver tegenwoordiger van Staatsboschbeheer een rondgang door de bosschen. E.en W. deden dan ook later nog een rondgang en de begrooting werd uiteindelijk goed gekeurd door B.enVi/1 Dezelfde werkwijze kan gehandhaafd blijven. De heer Stroband vraagt of het Staatsboschbeheer nu het geheele gezag in handen zal krijgen, Zoo ja, dan zal het misschien veel verder gaan dan de wenschen der gemeente, hetgeen ongetwijfeld ook van invloed kan zijn op de gemeente-financiën. Wethouder Gasille zegt dat Staatsboschbeheer steeds de plannen ontwerpt, welke plannen in onderdeelen door B.en worden bekeken. B.enW,en uitein delijk de Raad beslissen omtrent de uitvoering van het plan. Bovendien moet de Raad het benoodigde crediet toestaan» De heer Hooder concludeert dat het technisch oppertoezicht bij den heer van Mierop berust. In de plaats van den heer Kraaijenbrink zal m een opzich ter vanwege het Staatsboschbeheer komen, welke opzichter de uitvoerende wil zal zijn van den heer van Mierop. Laatstgenoemde zal de noodige opdraohten geven. De heer van den Broek zal in jde bosschen overbodig worden en deze kan derhalve aangewezen worden voor het 'toezicht op de plantsoenen. Wethouder Gasille zegt dat de door den heer Nooder bedoelde opzichter niet eiken dag bij de werkverschaffingsobjecten zal komen. Deze heeft trou wens ook niet het toezicht op de werkverschaffing. Het is de bedoeling dat de heer van MLerop de opdxachten geeft aan van den Broek, die deze uitvoert na gepleegd overleg met den opzichter. De heer Nooder meent dat er dan nu iemand overcompleet zal zijn. De Voorzitter wijst er den heer Nooder op dat zulks niet het geval is. De heer van Mierop heeft het opperbeheer, en deze wordt vertegenwoordigd door den opzichter, die eigenlijk den heer Kraai jenbrink vervangt. De nieuwe rege ling zal zelfs voor de gemeente een financieel voordeel opleveren. De heer Hooder blijft van oordeel, dat van den Broek overbodigen arbeid in de bosschen verricht» Wethouder de Bruijn licht nog nader toe dat de door Staatsboschbeheer aan te wijzen opzichter optreedt namens den heer van Mierop. De figuur van den heer Kraaijenbrink wordt vervangen door van den Broek, die 's zomers be schikbaar is voor de plantsoenen» De opzichter van Staatsboschbeheer vervult niet de plaats van den heer Kraaijenbrink, doch treedt op wanneer de heer van Mierop niet aanwezig is. De heer van den Broek zal hetzelfde werk blijven doen, wat hij tot dusver deed» Voorts deelt Spreker mede, dat de heer Kraaijen brink voorloopig nog eens per week hier komt om te adviseeren, zoodat Spre ker nog geen haast wil maken om iemand aan te wijzen voor de algeheele lei ding over den aanleg en het onderhoud van de plantsoenen»

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1939 | | pagina 122