18 Jamari 1939 9*
B» en V» hebben; volgens Sprekers inzicht, een handeling gepleegd, -welke alle
perken te buiten gaat» B„en ~ja bewerom dat de gevraagde vergunning op grond
van het bepaalde in art<,83 der Bouwergunning moest worden geweigerd, doch
Spreker kan het daarmede geenszins eens zijn. De rekbaarheid van dit artikel
is voldoende omschreven in het adres van requestrante. Spreker kan zich dan ook
niet indenken, dat de door B.enf, aangevoerde gronden tot weigering van in
vloed kunnen zijn op de door den Raad in hooger beroep te nemen beslissing.
Spreker wijst er vervolgens op, dat door de N.V.Soesterdal in eerste instan
tie een volledig plan is ingediend, van welk plan door Burgemeester en Wet
houders kennis werd genomen. De uitvoering van dit plan zou in 3 etappes
plaats hebben* Het is Spreker alleszins begrijpelijk, dat het geheele, in
drie gedeelten uit te voeren plan niet ineens door B»en W. goedgekeurd kon
worden- De bouwvergunning voor het eerste gedeelte werd na eenig geharrewar
verleend en toen bleek reeds, dat het Departement van Defensie niets met de
desbetreffende plannen had te maken» Eenige maanden later werd een bouwaan-
vrage voor uitvoering van het tweede gedeelte ingediend. Bjj de beoordeeling
dezer laatste aanvrage heeft het College van B.en W. geschermd met den toren
en heeft men daarbij de eerste aanvrage vergeleken. Het gaat thans om de
tweede bouwaanvragewelke een onderdeel van het geheele plan is, Deze twee
de bouwaanvrage bevat een kleine afwijking van het oorspronkelijk plan, en
wel in zooverre, dat de toren iets hooger zal worden dan aanvankelijk was
bepaald»
De "Voorzitter verzoekt den heer Hooder precies mede te deelen hoeveel
hooger de toren dan zal worden.
De heer Nooder zegt dat deze 1 a 1-g* Meter hooger zal worden dan volgens
het oorspronkelijk plan» Bij de behandeling dezer tweede bouwaanvrage is
veel stagnatie ondervonden, en deze behandeling is alle perken te buiten ge
gaan. Men heeft gezocht naar argumenten om de vergunning te weigeren. De
stukken had men met naar het Departement van Defensie moeten toezenden, aan
gezien op het onderhavige terrein geen bouwverbod ligt. De verdediging en
de conclusie, vermeld in het prae-advies van B.en W0zijn van zoodanigen
aard, dat ze geheel in strijd zijn met het advies der Schoonheidscommissie.
Als men zijn ooren niet te luisteren gaat leggen bij de Schoonheidscommissie
of met hare adviezen geen rekening houdt, dan kan men die Commissie wel op
heffen- Spreker concludeert dat de "bouwaanvrage niet in strijd is met de
Bouwverordening en dat de Schoonheidscommissie geen bezwaren heeft, zoodat
de door B.en Waangevoerde redenen tot weigering als gezocht moeten worden
beschouwd» Wanneer de Raad moet besluiten om het voorstel van B.en V/, te
aanvaarden, dan kan men er zeker van zijn, dat deze zaak in hoogste instan
tie van de zijde van belanghebbende bepleit zal worden»
De Voorzitter vraagt welke instantie door den heer Nooder bedoeld wordt,
daar in deze geen hoogere instantie bestaat.
De heer Nooder zegt in het algemeen te spreken., Spreker dringt aan op
het verleenen van de gevraagde vergunning.
De heer Stroband wijst er op dat de bouwaanvrage voor het eerste ge
deelte werd verleend nadat door belanghebbende een algeheel plan van verbou
wing was overgelegd. Volgens laatstbedoeld plan had men een overzicht van
hetgeen geleidelijk tot stand zou komen. Spreker heeft vanmorgen, toen hij
de raadsstukken nog eens kwam inzien, het voorrecht gehad om den betrokken
architect te spreken- Spreker heeft den architect gevraagd of de hoogte van
den toren in de desbetreffende bouwaanvrage niet afwijkt van het oorspronke
lijk plan» De architect heeft volmondig aan Spreker medegedeeld, dat de to
ren inderdaad hooger is dan in het oorspronkelijk plan was aangegeven. De
voorstelling van zaken van "Soesterdal" is dus onbegrijpelijk, en wij zijn
door "Soesterdal.,:i foutief ingelicht, zegt Spreker» Er is dan ook voor Spre
ker.