21 December 1939 168*
wissel te Baarn, tengevolge waarvan recht streeksche verbinding met Amsterdam
mogelijk gemaakt kan worden.
De heer van de Ven zegt dat omtrent deze aangelegenheid reeds een ja&r
geleden door een vereeniging te Soest met de vereeniging van Forensen te
Baarn besprekingen zijn gehouden, en dat hieromtrent nog geen vaste vorm is
verkregen. Zulks is niet zoo gemakkelijk op te lossen.
De Voorzitter zegt vervolgens naar aanleiding van de vraag van den heer
Beekman, dat het Rijk tracht strooken grond in eigendom te verkrijgen langs
den Rijksweg. Dit zijn z.g. peststrooken. De bepalingen van de Verkeerswet
tegen Lintbebouwing worden dan bij deze zaak betrokken. De aangenomen veror
dening heeft betrekking op peststrooken in 't algemeen, welke veel langs
Rijkswegen voorkomen.
De heer Beekman wijst er op dat langs de Birkstraat toch geen peststroo
ken aanwezig zijn. Kunnen Burgemeester en wethouders een vergunning voor den
bouw langs deze straat dan wel weigeren?
De heer van den Brandeler zegt ondervonden te hebben dat een aanvrage
voor bouw langs de Birkstraat naar den Rijkswaterstaat moet worden gezonden.
De heer Beekman zegt dat de opzending naar den Rijkswaterstaat van aan
vragen voor den bouw langs den Rijksweg steunt op een aanschrijving.
De Voorzitter zegt tenslotte van meening te zijn dat een bouwvergunning
niet geweigerd kan worden, indien geen peststrooken langs den weg aanwezig
zijn.
De heer Beekman, die nota van deze mededeeling neemt, zegt dat omtrent de
ze zaak onzekerheid bestaat, daar de meening van Bouw- en Woningtoezicht
blijkbaar niet door Burgemeester en iethouders wordt gedeeld. Spreker wijst er
vervolgens nog opdat de Verkeerswet tegen Lintbebouwing in andere gemeenten
anders wordt toegepast.
De Voorzitter, die er op wijst dat wel degelijk rekening moet worden
gehouden met de bepalingen der zoo juist genoemde Wet zeg-t dat hij naar een
en ander nog eens een onderzoek zal instellen,
208. COMPTABILITEIT, (4e afd.no. 3973)»
Vaststelling van bedrijfsbegrootingen en gemeentebegrooting dienst 1940.
De Voorzitter geeft gelegenheid tot het houden van algemeene beschou
wingen.
De heer Kooder zegt dat het na elke 4~3arige zittingsperiode van den
Raad de gewoonte is eens een en ander te belichten omtrent de schakeering
van den nieuwen Raad De verkiezingsstrijd is, behoudens een paar kleine uit
zonderingen, tamelijk fair gevoerd. Spreker zegt dat men het genot heeft ge
smaakt alsof door hem de circulaire zou zijn verspreid, waarin de lijstaan
voerder der Liberale Staatspartij zeer werd becritiseerd. De slottirade dier
circulaire was zoodanig opgesteld, dat voorgesteld werd te stemmen op den
heer van de Ven, vertegenwoordiger van de Vereeniging "Gemeentebelang", Spre
ker, die deze circulaire geen sieraad noemt, is van oordeel dat de circulai
re op een onbehoorlijke manier v/as opgesteld. Voorts zegt Spreker, dat de
verkiezings-advertenties van de Liberale Staatspartij van zoodanigen aard
waren, dat men daarin een concurrentie-strijd kon zien tusschen het zoo zeer
gewaardeerde lid, den heer Stroband, en het toekomstige lid, den heer van den
Bout, Wanneer de heer van den Bout gekozen was, dan zou de heer Stroband het
slachtoffer van die actie geworden zijn, hetgeen Spreker zeer zou hebben be
treurd, Vervolgens wijst Spreker op de Burgemeestersbenoeming, Spreker heeft
destijds gezegd dat deze een puzzle was. Spreker bedoelde daarmede de wijze
van benoeming. Spreker, die niets te kort wil doen aan de beide benoemden,
meent dat de wijze, waarop de benoeming heeft plaats gehad, vanaf deze plaats
becritiseerd dient te worden. Zoowel de Burgemeestersbenoeming te Zeist als
te Soest heeft op zeer eigenaardige wijze plaats gehad, Het regententijdperk