10 April 1940 24.
per jaar, zulks gerekend met ingang van den datum, waarop de voorloopige
waarneming van de armenpracti jk te Soesterberg een aanvang heeft genomen,
welke datum op 16 Juni 1939 kan worden gesteld»
De heer Dwars merkt op dat thans aan de orde wordt gesteld het tweede
voorstel van Burgemeester en Wethouders om Dr.Rupert te benoemen tot gemeen
te-geneesheer voor Soesterberg.- Burgemeester en Wethouders deelen mede dat de
Geneeskundig-Inspecteur van de Volksgezondheid zijn volle instemming aan dit
voorstel heeft gegeven,. Spreker merkt op dat dit niet waar is, want uit het
schrijven van 28 Juni 1939 van genoemden Inspecteur blijkt, dat hij het niet
gewenscht acht een arts, die buiten Soesterberg woont, in vasten dienst tot
gemeentegeneesheer te Soesterberg te benoemen» De door B»en W» voorgestelde
regeling bevalt Spreker niet» Spreker, die er met nadruk de aandacht op ves
tigt, dat hij niets tegen den persoon van Dr.Rupert heeft, is van oordeel,
dat een medicus, die een particuliere practijk heeft, niet naar behooren de
geheele geneeskundige armenverzorging in de gemeente Soest kan verrichten. Een
dergelijke eisch is veel te zwaar en het wil Spreker dan ook voorkomen, dat
deze aangelegenheid door B.en Yif. geheel verkeerd is aangepakt. De eerste stap
van B.en W. was reeds foutief, althans onoordeelkundig, en de indruk is ge
vestigd, alsof het College van B.en W, als 't ware een onderhandsche aanbe
steding wilde houden» Wat toch is het geval? Men heeft aan Dr.Stroband gevraagd
of deze de armenpractijk te Soesterberg wilde waarnemen voor f,400,per jaar.
Zulks had niet mogen plaats vinden» Dr Stroband heeft aan het College van
B.en W. medegedeeld in principe bereid te zijn de functie van gemeente-genees-
heer voor Soesterberg te aanvaarden, doch meende daarvoor een hoogere beloo
ning te moeten hebben.. Ofschoon B.en W. erkenden, dat een belooning van
f.400,per jaar te laag was, hebben zij de functie aan Dr.Rupert aangebo
den voor dat bedrag, Spreker meent dat hier sprake is van een aantasting van
de waardigheid van den medischen stand» Met dat ambt is geleurd en gemarchan
deerd» Spreker zegt dat zijn klomp is gebroken na lezing van den brief van
Dr.Rupert van 30 Maart j.1, Spreker begrijpt niet dat Burgemeester en Wethou
ders een dergelijken brief kunnen accepteeren, en hij meent dat de gemeente
toch baas in eigen huis moet blijven. Spreker geeft B.en in overweging het
voorstel in te trekken en de bestaande verordening te handhaven. Alsdan kan
iemand belast worden met de waarneming van het ambt te Soesterberg.
De heer van den Brandeler zegt dat de persoon van Dr.Rupert voldoende
waarborg geeft dat hij zijn taak naar behooren zal verrichten. Spreker vindt
de handeling van B.en W» zeer zakelijk en het is alleszins begrijpelijk dat
Dr.Rupert de armenverzorging te Soesterberg tegen een lager bedrag aanneemt,
aangezien deze ook reeds met de armenpractijk te Soest is belast.
De heer Stroband zegt het met den heer Dwars eens te zijn. Spreker is
tegen het geven eener vaste aanstelling aan Dr.Rupert als gemeente-geneesheer
voor Soesterberg, omdat de Raad het niet in zijn hand heeft om een einde aan
die aanstelling te maken, indien daartoe aanleiding mocht bestaan wegens de
vestiging van een arts te Soesterberg» De toezegging van Dr.Rupert om de ar-
menpractijk te Soesterberg te willen vervullen, is wel te waardeeren, dooh
de gemeente is geen werktuig om te gebruiken, Spreker, die de aandacht ves
tigt op den inhoud van art.28 der verordening op den geneeskundigen dienst,
in welk artikel leemten voorkomen, meent dat op 5 Juni van het afgeloopen
jaar reeds het tijdstip was aangebroken om na te gaan welk artikel der veror
dening van toepassing was, doch eerst in de vorige vergadering kwamen B.en W#
met voorstellen. Spreker vestigt er met nadruk de aandacht op, dat uitslui
tend het gemeentebestuur moet kunnen uitmaken wanneer de dienstverbintenis
met Dr.Rupert, bijaldien aan dezen een vaste aanstelling zou worden gegeven
als gemeente-geneesheer te Soesterberg, zal eindigen. Spreker zegt dat zulks
niet gemakkelijk is te regelen in verband met de voor ambtenaren geldende be
palingen.
De