2.
Verzoek om vergoeding ingevolge artikel 13 der Lager-
Onderwijswet 1920, waaromtrent de beslissing in de vo
rige vergadering werd aangehouden (1-54).
De heer BURGWAL zegt niet te begrijpen, waarom dit
verzoek wordt afgewezen, aangezien het een gezin van
zeven personen betreft, dat voor noodzakelijk levenson
derhoud geen groter bedrag heeft te besteden dan f 42,-
per week.
De wethouder DE HAAN deelt mede, dat over ieder
geval als dit een rapport wordt uitgebracht door Maat
schappelijk Hulpbetoon of door de dienst Sociale Zaken.
Het College is evenwel op grond van adviezen en wenken
tot de conclusie gekomen, dat de cijfers op papier wel
juist zijn, maar toch niet het werkelijke levensniveau
van de betrokkene weergeven. Zij kunnen zich niet aan
de indruk onttrekken, dat de inkomsten van het desbe
treffende gezin twee maal zo hoog zijn als in het rapport
aangegeven. De leerling gaat nu per fiets naar school,
doch de vader acht het voordeliger hem met de bus te
laten gaan, indien hij dan een vergoeding kan krijgen. Dit
is geen juiste opvatting. Sommige mensen hebben gelegen
heid hun inkomsten lager op te geven dan zij in werkelijk
heid zijn. B. en W. zijn er van overtuigd, dat dit hier
is gebeurd en zij stellen voor het verzoek af te wijzen,
omdat men anders onbillijk zou worden tegenover degenen,
die hun inkomsten niet lager kunnen opgeven dan zij in
werkelijkheid zijn, zoals bij voorbeeld arbeiders in loon
dienst.
De heer CLEMENS zegt het gezin in kwestie van nabij
te kennen en deelt mede, dat de aanvrager een behoorlijk
drukke kleermakerij heeft. Hun levenswijze is van dien
aard, dat zij naar sprekers oordeel de rijksdaalder ge
makkelijk zelf kunnen betalen.