- 24 juni 1959 - een vergelijking te maken tussen de door de gemeente geboden prijzen en de prijzen, die de rechtbankdeskundigen uiteinde lijk hebben vastgesteld. "Vastgesteld"is hier eigenlijk niet precies het goede woord, want over deze prijzen kan nog worden geprocedeerd. De rechtbankdeskundigen behandelen deze zaak echter altijd op zeer prettige wijze en stellen de gemeente op hun zitting tot de definitieve bepaling der prijzen in de ge legenheid met de betrokkenen alsnog tot overeenstemming te komen. Voor de grond van de heer Nolet had de gemeente 1 .376,geboden, terwijl de rechtbankdeskundigen de prijs hebben gesteld op 3.484,10. Dit grote verschil wordt ver oorzaakt door het feit, dat geen rekening was gehouden met de inkomensschade in verband met de groentetuin, welke schade op bijna 2.000,is gesteld. Verder had de gemeente voor het gehele terrein 2,per m2 geboden, terwijl de rechtbank- deskundigen de grondprijs voor de groentetuin op 2,50 per m2 en voor het achtergedeelte op 1,50 per m2 hebben gesteld. Via haar advocaat heeft de gemeente daar bij de commissie van rechtbankdeskundigen bezwaar tegen gemaakt en zich op het standpunt gesteld, dat er voor de makte grondprijs eigenlijk geen verschil in waardering behoorde te bestaan, maar de com missie heeft dit bezwaar niet aanvaard. Ten aanzien van de grond van de heer Dweg had de gemeente 2.286,geboden, terwijl de commissie van rechtbankdeskundigen de prijs op 2.262,heeft gesteld. Hier was dus praktisch geen verschil. Voor de grond van de heer Gijtenbeek had de gemeente 2.313, geboden, terwijl thans 3.243?40 uit de bus is gekomen. Dit verschil vloeit weer voort uit het feit, dat de gemeente geen inkomensschade had berekend. Daar deze inkomensschade op 1.300,is gesteld, komt de grondbepaling van de commissie inclusief vermogensschade dus neer op bijna 1.900,het geen lager is dan de gemeente voor de grond ho.d geboden. Voor de grond van de erven van Breukelcn had de gemeente 4.000,50 geboden, terwijl de commissie de prijs op 4.065,50 heeft gesteld. Voor de grond van de heer van Schooneveld had de ge meente 5.338,50 geboden, terwijl de commissie het totale bedrag, met inbegrip van de vergoeding aan de huurder, heeft gesteld op 4.546,50. Daar - afgezien van de twee gevallen, waarbij het ver schil het gevolg is van het niet berekenen van inkomensschade die de gemeente zich absoluut niet had gerealiseerd - de door de commissie vastgestelde prijzen en de prijsbiedingen van de gemeente niet ver uiteenlopen, gelooft spreker dat het geen zin heeft omtrent de door de commissie van rechtbankdeskundi gen vastgestelde prijzen te gaan procederen. De rechtbank zal de gemeente zeker tot het vergoeden van de ihkomensschade veroordelen. Het vervelende is echter, dat van dezelfde strook waartoe de grond van de heer Nolet behoort, door anderen indertijd grond is afgestaan zonder dat zij daarvoor ihkomensschade hebben vergoed gekregen. Daar indertijd door de ambtenaren op de betrokkenen een zekere morele druk is uitgeoefend om de grond af te staan, vindt spreker het zeer vervelend dat deze mensen, die vrijwillig de grond in het belang van de volks huisvesting hebben afgestaan, de inkomensschade niet hebben ontvangen. Op het ogenblik weet hij nog niet precies op welke wijze dit kan worden gerectificeerd. Het college -zal zich echter beraden over de mogelijkheid om in de dén h twee gevallen, waar het hier om gaat, alsnog vergoeding voor de inkomensschade te verlenen. - De -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1959 | | pagina 142