- 9 december 1959 - 148. En het getal voor Soest moet dan niet op 1900, maar op ruim 900 worden gesteld. Daarnaast heeft men nog de categorie van mensen, die willen trouwen en van de honderden elders wonende, maar te Soest werkende mensen die zich hier willen vestigen. Deze mensen gelden dus niet voor de woningnood van de hier gevestigde bevolking. Men mag de cijfers 1900 en 700 dus niet zonder meer tegenover elkander stellen. Maar afgezien daarvan is de woningnood te Soest schrikbarend hoog. Dit is meermalen in de raad ter sprake gekomen. Het college doet alle mogelijke moeite om het contingent woningwetwoningen voor het volgende jaar aanzienlijk hoger ge steld te krijgen. Spreker heeft goede hoop, dat de gemeente Soest, alhoe wel het rijks contingent woningwetwoningen eerder lager dan hoger zal zijn dan het vorige jaar en het provinciale contingent ook, de gemeente Soest met een, althans procentueel, belangrijk hogere toewijzing uit de bus zal komen. Hierover is echter nog niets definitiefs bekend. De verdeling heeft nog niet plaatsgevonden. Spreker meent echter wel, dat er bij de instanties die belast zijn met de verdeling van het bouwvolume, meer be grip is dan eertijds voor de grote moeilijkheden waarmede Soest op het gebied van de woningvoorziening heeft te worstelen. Ten aanzien van het inschakelen van de bouwverenigingen bij de wo- ningwetbouw merkt spreker op, dat men zich goed voor ogen dient te stellen, waarom het bij de woningbouw gaat. Het gaat om het op de snel ste wijze bouwen van zoveel mogelijk goede arbeiderswoningen. Wanneer dit nu sneller of efficiënter kan gebeuren door een woningbouwvereniging, dan is er geen reden de woningbouwverenigingen niet in te schakelen. Wan neer het inschakelen der bouwverenigingen alleen betekent, dat er nog een schakel bijkomt en dat de gemeente toch al het werk moet doen, dan heeft het geen zin. Tot nu toe is het college niet gebleken, dat bij de woningbouw verenigingen voldoende werkelijke belangstelling bestaat om tot bouwen te komen. Dat kan echter in de loop van het jaar veranderen. B&W blijven daar open voor staan. Dankbaar is spreker voor de opmerking van de heer Hilhorst over het vuilverwerkingsbedrijfDe gemeente is ten slotte met dit bedrijf begonnen, omdat het onverantwoord zou zijn om, wanneer de landbouw dringend be hoefte heeft aan organische meststoffen en de gemeente daarover beschikt, deze stoffen voor de Nederlandse volksgemeenschap verloren te laten gaan. De heer van den Arend heeft niet zo heel veel vertrouwen in de sub jectieve verhoging voor de gemeente Soest. Het college heeft daar iets meer vertrouwen in. Het heeft dit vertrouwen ook wel op enige grond. Het urgentieschema voor de kapitaalwerken is op het ogenblik onder handen. Het zal de raad binnenkort worden aangeboden. Daarbij dient men zich goed voor ogen te stellen, dat het hier niet een statisch iets betreft. Dit schema zal slechts een leidraad zijn. Men zal daarin steeds verande ringen moeten aanbrengen. Hetzelfde geldt voor de uitbreidingsplannen. De uitbreidingsplannen worden gemaakt naar de inzichten van vandaag. Daar alles te Soest in be weging is, zullen de inzichten van morgen weer anders zijn. Daardoor heeft men voortdurend te maken met wijziging van bestaande uitbreidingsplannen. Dit is een omvangrijk werk en vergt ook een lange en lastige juridische procedure. Men zal daarom nooit kunnen zeggen klaar te zijn met de uit breidingsplannen, want op de dag dat men klaar is, is de zaak al weer op een of ander punt verouderd en moet men opnieuw beginnen. De uitbrei dingsplannen zijn nooit klaar. Zij zullen steeds weer ter tafel moeten ko men, telkens wanneer zich nieuwe wensen voordoen. In eerste instantie gaat het er om, zo vlot mogelijk en zo goed mogelijk verouderde plannen aan te passen. Gezien het aantal uitbreidingsplannen, dat ieder keer in de raad ter sprake komt, gelooft spreker wel te mogen zeggen, dat getracht wordt het gehele mechanisme, dat deze uitbreidingsplannen moet voort brengen, zo snel mogelijk te laten werken. - De -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1959 | | pagina 296