Nr13
- 9 december 1959 -
163.
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Soest op woensdag, 9 december 1959, te 14.00 uur.
VOORZITTER: de burgemeester, de heer mrS.P. Baron Bentinck.
SECRETARIS: de heer J.J.J.M. Festen.
Tegenwoordig de leden: J.van den Arend, J.E.Brouwer, J.K.de Bruin,
drs. L. JDijkstra, B.H. A.Elbertse, mevrouw E.C. van Goor-Cleton,
P. Grift, A. P. Hilhorst, J.H.Hom, J.G. Kalden, H. C. Klarenbeek, mevrouw
M. H. B. Muurling-Voorthuis dr D. JP.OranjeP.C. Pieren, mevrouw
S. M. Polet-Musler P.R.van Roomen, PH. Ver steijne en dr s W.G.van
Zadelhoff
Afwezig met kennisgeving de leden: J. WD. Berkelbach van der Sprenkel,
K. de Haan en D. de Haan.
De VOORZITTER opent de vergadering.
Voortgezet wordt de behandeling van:
240. Voorstel tot vaststelling van de begroting der gemeente en die der bedrijven
en tot goedkeuring van de begroting van maatschappelijk hulpbetoon voor het
dienstjaar 1960.
Aan de orde is de behandeling van de hoofdstukken der gemeentebe
groting voor 1960 in engere zin.
De in deze notulen niet afzonderlijk vermelde hoofdstukken zijn alle
zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
De voorzitter stelt aan de orde de uit ga venpo s t en
Hoofdstuk II. Algemeen beheer.
Volgnr.12. Jaarwedden van de wethouders.
De VOORZITTER merkt op, dat tijdens het afdelingsonder zoek vragen
zijn gesteld met betrekking tot de jaarwedden van de wethouders. Het college
heeft daarop geantwoord. In aansluiting daarop komt spreker thans geheel
zelfstandig - de wethouders weten hier niets van af - met het voorstel gede
puteerde staten te verzoeken de jaarwedden van de wethouders op 6.000,--
te brengen. Hij heeft goede gronden om aan te nemen, dat wanneer de raad
dit voorstel aanvaardt, gedeputeerde staten het verzoek zullen inwilligen.
De heer DE BRUIN zegt te mogen aannemen, dat elk raadslid zich in
eerste instantie vrijwillig op de groslijst heeft laten plaatsen. Als gevolg daar
van zijn uit de raadsleden de wethouders vrijwillig verkozen. Men moet het
in de eerste plaats appreciëren, dat de wethouders hun werk voor de gemeen
schap willen doen. Aan de andere kant moeten de wethouders voor dit werk
natuurlijk een zekere vergoeding ontvangen. Spreker is echter van oordeel,
dat die vergoeding niet de vorm moet aannemen van een bepaald salaris met
daarmede annex een pensioenvergoeding bij aftre '.en en onder bepaalde omstan
digheden ook kinderbijslag. De functie van wethouder moet z.i. een mobiele
functie blijven. Daar moeten niet zodanige financiële kanten aan zitten, dat
iemand op een gegeven moment niet meer buiten deze functie kan. Op grond
van deze overwegingen kan hij helaas het voorstel van de voorzitter niet steunen.
De heer DIJKSTRA heeft geen enkel bezwaar tegen het voorstel van de
voorzitter om gedeputeerde staten te verzoeken de jaarwedden van de wethouders
op 6.000,-- te brengen. Wanneer hij nagaat het aantal uren, dat het meren
deel der wethouders aan hun taak besteedt, dan acht hij dit nog een sobere ver
goeding. Hij ondersteunt het voorstel van de voorzitter dan ook van ganser harte.
De heer HILHORST zegt, dat in de eerste afdeling inderdaad door een
lid over de wethouderswedden is gesproken. Hij had echter niet verwacht, dat
er nu al bij de begrotingsbehandeling een voorstel dienaangaande zou worden
gedaan. Een ander lid van de eerste afdeling tekende enig bezwaar tegen ver
hoging van de jaarwedden van de wethouders aan en dit lid voegde daaraan de
vraag toe, of ten aanzien van de te verlenen vergoeding geen onderscheid moest
worden gemaakt tussen de wethouder die de burgemeester bij diens afwezigheid
vervangt en de overige wethouders. Spreker is er van overtuigd, dat de wet
houder, die de burgemeester bij diens afwezigheid moet vervangen, bovendien
nog de zwaarste en meest verantwoordelijke portefeuille voor zijn rekening
heeft genomen. Wanneer deze een zekere waardering voor diens e;:tra werk-
- zaamheden -