- 9 december 1959 -
180.
Hoofdstuk IX. Maatschappelijk steun en voorzorg.
Volgnr.642. Bijdrage aan de gemeente Amersfoort in de kosten van het
regionaal woonwagenkamp.
De heer HOM vraagt,of niet eens met de verschillende gemeenten
in de omtrek kan worden gesproken over het regionaal woonwagenkamp.
De gemeenten, die dit regionaal woonwagenkamp thans exploiteren, be
talen nu de kosten daarvan alleen. Door ook andere gemeenten te ver
zoeken daaraan bij te dragen, zou de onderhavige post wellicht kunnen
worden verlaagd of zou het kamp kunnen worden uitgebreid.
De VOORZITTER zegt, dat zo'n besprekeing al eens heeft plaats
gevonden. De gemeente Doorn is toen tot deze regeling toegetreden.
De andere gemeenten hebben dit nog niet gedaan. Waarschijnlijk omdat
zij nog niet voldoende last van de woonwagens hebben en nog niet voldoen
de kosten daarvoor behoeven te maken. Het mankement van dit geheel
is gelegen in de wettelijke regeling. Voorzien was, dat de minister
streekwoonwagenkampen voor bepaalde gebieden zou aanwijzen. Dan zou
den alle in zo'n streek gelegen gemeenten mede moeten doen. Zolang dit
echter nog niet is gebeurd, zullen Amersfoort, Doorn en Soest op dit
terrein pionieren, terwijl de andere gemeenten niets doen.
De heer HOM vreest, dat de andere gemeenten een afschuifsysteem
toepassen.
De VOORZITTER zegt, dat afschuiven niet wel mogelijk is. Er zijn
wel redenen, waarom de woonwagenbewoners liever in Amersfoort dan
in andere gemeenten staan.
De heer HIDHORST gelooft, dat de heer Hom wel gelijk heeft.
Maar hij zou toch niet een oplossing willen zoeken in de richting van het
verbieden, dat woonwagens uit andere gemeenten naar het kamp te
Amersfoort trekken. Op sociaal gebied wordt in dat kamp namelijk ont
zaglijk goed werk verricht. De status van de woonwagenbewoners is daar
totaal gewijzigd, omdat zij op deze wijze ondergebracht kunnen worden.
Daarmede is ook een financieel groot voordeel behaald. Deze mensen
werken thans namelijk praktisch allemaal.
De VOORZITTER: Er wordt daar inderdaad zeer goed werk gedaan,
maar er zit toch iets onbillijks in, dat enkele gemeenten dit moeten be
talen.
De heer HILHORST: Dan moet er van rijkswege iet gebeuren.
De VOORZITTER: Inderdaad. Dat is in uitzicht gesteld, maar er
komt niets van.
Mevrouw POLET-Musler vraagt of het opportuun is om als raad
een uitspraak te doen, waarbij er bij de minister met klem op wordt
aangedrongen om de gebieden voor streekwoonwagenkampen aan te wijzen.
De VOORZITTER deelt mede, dat de nieuwe wet een regionaal
woonwagenkamp toelaat. Volgens de vroegere wet moest iedere gemeente
een woonwagenkamp hebben. Anders mochten de woonwagens overal in de
gemeente staan. Dat is nu niet meer nodig, want gemeenten kunnen thans
gezamenlijk een kamp hebben. De wet geeft echter geen mogelijkheid tot
dwang in deze richting. Wanneer een gemeente liever een eigen woon
wagenkamp heeft, kan zij dat behouden.
Een ander punt is, dat de gemeenten die een regionaal kamp hebben
dat goed is, waardoor het woonwagens aantrekt, voor veel zwaardere lasten
komen te staan. De wet voorziet in een bijdrage van het rijk. Naar de
mening van B&W is die bijdrage in verhouding tot de kosten te laag. De
aangewezen weg is, zich tot Amersfoort te wenden om te trachten geza
menlijk een actie bij het ministerie van maatschappelijk werk te onder
nemen, opdat door het rijk meer geld wordt gestoken in het werk, dat
Amersfoort, Doorn en Soest eigenlijk voor een veel groter gebied dan
de eigen gemeenten doen.
Mevrouw POLET-Musler: Zegt het college toe, dat het deze stappen
zal ondernemen?
De VOORZITTER: Dat willen wij gaarne toezeggen.
- Volgnr.678. -