- 18 februari 1959- 34.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
Voorstel tot wijziging van een servituut bestaande ten laste
van het kadastrale perceel sectie H, nr. 7402 (garage Stam).
De wethouder VAN ZADEDHOFF deelt mede, dat indertijd
een voorstel is aangehouden, omdat een andere servituuthouder
mot de wijziging niet akkoord ging. Het plan met betrekking
tot de garage Stam is thans echter geheel gewijzigd. Het voor
stel wordt thans aan de raad voorgelegd, omdat de heer Stam
op spoed heeft aangedrongen, daar hij een aannemer heeft, die
reeds kan beginnen, daar deze met een ander werk gereed is.
De heer GRIFT vraagt, of het aan de commissie van
openbare werken voorgelegde schetsplan ten nadele van het
aanzien is veranderd.
De wethouder VAN ZADEDHOFF deelt mede, dat het aanzien
juist wordt verbeterd. Volgens de oorspronkelijke opzet zou
er een nieuw pand tegen het oude aankomen. Nu komt er echter
een totaal nieuwe gevel, die eenheid van architectuur waar
borgt
De heer VERSTEIJNE vraagt of rekening is gehouden met
het drukke verkeer, dat van het in- en uitrijden van de
garage hinder zou kunnen ondervinden.
De wethouder VAN ZADEDHOFF deelt mede, dat bij de
opzet rekening is gehouden met een rond point op Nieuwer-
hoek. Er ontstaat een veel ruimere situatie dan er op het
ogenblik is.
Rondvraag.
Mevrouw PODET-Musler merkt op, dat de schoonheidscom
missie morgen bijeenkomt. Krijgen enkele raadsleden daarvoor
een uitnodiging?
De wethouder VAN ZADEDHOFF weet niet, of enkele raads
leden een uitnodiging hebben gekregen. De leden van de com
missie voor openbare werken en ook de andere raadsleden
zijn echter altijd welkom op de vergaderingen van de schoon
heidscommissie, die eenmaal in de drie weken plaatsvinden.
Alleen is het verstandig onderling een zodanige regeling te
treffen, dat niet te veel raadsleden ineens een vergadering
van deze commissie bijwonen. Spreker raadt de raadsleden
zeer aan eens een dergelijke vergadering bij te wonen.
De heer VAN AND5D merkt op, dat, afgezien van enkele
uitzonderingen, de openbare verlichting te Soest om half
één uitgaat. Bij heldere maan worden de lampen eerder ge
doofd. In de afgelopen gevaarlijke mistperiode heeft men
zich precies aan deze regeling gehouden. Is het niet moge
lijk bij dergelijke weersomstandigheden ter voorkoming van
ongelukken de verlichting langer te laten branden?
De wethouder VAN ZADEDHOFF deelt mede, dat een aantal
lampen 's nachts doorbrandt, terwijl het overgrote deel van
de lampen uitgaat. Dit wordt door de P.U.B.M. geregeld.
Wanneer men de lampen langer wil laten doorbranden, moeten
êtlle lampen langer branden. Men kan niet incidenteeel eens
wat meer lantaarns onsteken.
De heer VAN ANDED wijst er op, dat het door hem ge
noemde geval een uitzondering is. In zo'n situatie mag men
wel wat extra kosten maken om dodelijke ongelukken tenge
volge van gevaarlijke weersomstandigheden te voorkomen.
HeV'laten doorbranden van de verlichting in dergelijke
gevallen zal toch niet in de duizenden lopen.
- De -