- 22 april 1959 - 44
De VOORZITTER merkt op? dat een eigenaar ook bij
verhuur weinig invloed kan uitoefenen op de zwaarte van
de "bezetting van zijn huis. Wanneer het gezin, dat in het
huis is getrokken, zich uitbreidt, kan hij daar niets aan
doen. Zo is het ook met vordering. Het is wellicht moge
lijk, dat een verzekeringsmaatschappij in verband met een
zwaardere bezetting een hogere premie eist. Wanneer dat
het geval zou zijn geweest, zou de eigenaar zich bij vor
dering tot het gemeentebestuur hebben kunnen wenden om
een bijdrage hierin. Dan zou het redelijk zijn geweest,
dat de gemeente daaraan tegemoet was gekomen, In het
onderhavige geval is het pand echter kennelijk te laag
verzekerd geweest.
De hoor HILHORST merkt op, dat zonder deze brand
het gemeentebestuur de woning zou hebben moeten opleveren
in de staat, waarin deze verkeerde toen ze werd gevorderd.
Dit had beslist kosten voor de gemeente medegebracht.
Deze kosten behoeft de gemeente thans niet te maken. Wordt
daar geen rekening mede gehouden? Moreel voelt spreker
zich bezwaard, wanneer deze kwestie op de huidige wijze
wordt afgedaan.
Mevrouw POLET-Musler merkt als voorzitster van de
vorderingscommissie op, dat het indertijd het plan van
de eigenaar was dit hele geval af te breken en daarvoor
in de plaats een blokje van drie woningen te bouwen. Dit
was niet direct te realiseren. De eigenaar is toen akkoord
gegaan met de procedure van vordering, omdat hij dan ge
makkelijker als bij verhuur over het huis zou kunnen be
schikken. Wanneer men de juridische en de morele zaken
tegen elkaar gaat afwegen, wijst spreekster er op, dat
hier weliswaar juridisch van een vordering sprake was,
maar dat het moreel een schikking betrof. Toen het pand
werd gevorderd, was het volgens de eigenaar zelf dus in
een zodanige staat, dat het afgebroken moest worden.
De heer HILHORST merkt op, dat van onbewoonbaarheid
toch geen sprake kan zijn geweest. Anders had men er geen
drie gezinnen in geplaatst.
Mevrouw POLET-Musler: Het was nog maar net bewoon
baar*
De VOORZITTER zegt, dat het huis inderdaad nog maar
net bewoonbaar kon worden genoemd. Hoe groter de woning
nood is, hoe meer men als nog bewoonbaar accepteert. Van
daar dat ook dit huis nog als bewoonbaar is geaccepteerd.
De eigenaar heeft wel een aanschrijving gekregen tot het
aanbrengen van verbeteringen, daar de woning anders vol
gens de bepalingen van de Woningwet onbewoonbaar moest
worden verklaard. Het was dus wel heel erg een randgeval.
Spreker kan zich voorstellen, dat men in een bepaald
geval juridisch gelijk heeft gekregen, maar dat toch het
rechtsgevoel niet geheel is bevredigd. Dit is hier echter
bepaald niet het geval.
De heer HILHORST: Wat gaat er nu met het pand ge
beuren?
De VOORZITTER:Daar is nog niets van bekend.
Hierop wordt het stuk zonder hoofdelijke stemming
voor kennisgeving aangenomen.
- b. -