- 13 april 1960 - 60. de directeur van gemeentewerken. De pacht en de grootte van de landerijen staan hier geheel buiten en spelen voor spreker hierbij geen rol. Hij heeft dit opzettelijk van te voren medegedeeld. De heer DIJKSTRA behoort tot degenen die zich persoonlijk te Soesterberg op de hoogte hebben gesteld. Hij wil uitdrukkelijk zeggen zich zijn oordeel voor te behouden over de vraag of hier al dan niet onrecht is geschied door een der gemeente-instanties .Tevens wil hij uitdrukkelijk stellen dat men zich hier niet moet begeven op het pad van de civiele kwestie tussen de pachter en de verpachter. Bij het zeer voorlopige onder zoek is spreker echter wel gebleken, dat hier twee economisch zeer onge lijke partijen tegenover elkaar staan: aan de ene kant een invloedrijk bouwer en grondbezitter en aan de andere kant een bescheiden kleine pachter. Maar nogmaals: dat is een kwestie die niet op het terrein van het gemeente bestuur ligt. Sprekers zeer voorlopige onderzoek heeft wel enige aanwijzingen opgeleverd die de schijn wekken - hij drukt zich met opzet zeer voorzichtig uit, omdat het trekken van een conclusie op het ogenblik onmogelijk is -, dat overheidsorganen (met name de dienst gemeentewerken) de nodige objectiviteit uit het oog hebben verloren. Hij hoopt dat het onderzoek zal uitwijzen dat dit niet het geval is. Het zou bepaald prematuur zijn hier thans een beslissend oordeel over uit te spreken of iets te insinueren, maar de zaak eist z.i. wel een onderzoek. Hij sluit zich dus gaarne aan bij hetgeen de heren Pieren en Brouwer hebben gevraagd. Hij zou willen voorstellen om in de in te stellen commissie in ieder geval de Soesterbergse raadsleden te benoemen. Mevrouw POLET-Musler verbaasd zich over deze gehele zaak. Zij herinnert zich dat een jaar of acht geleden dit gevorderde woonruimte was. Zij begrijpt niet goed, hoe deze zaak uiteindelijk bij de pachtkamer is terecht gekomen. Wanneer het college toch aan het uitleggen gaat, kan misschien ook hieraan aandacht worden geschonken. De heer HILHORST: Zij hebben het voor elkaar gekregen daar pacht te krijgen. Dat komt er ook nog bij'. De VOORZITTER zegt naar aanleiding van het gesprokene door mevrouw Polet, dat de heer Leyenhorst aanvankelijk ergens bij de Amers- foortsestraat woonde. Die woonruimte moest hij verlaten. Met heel veel moeite is toen woonruimte voor hem verkregen in deze boerderij die toen van Pichot was. Mevrouw POLET-Musler: Daar zat de oude boer nog in. Daar hebben wij de ruimte van gevorderd. De VOORZITTER: Inderdaad. Maar hoe de toestand van gevor derde woonruimte is overgegaan in een boerenbedrijf weet ik niet. De heer HILHORST: Daar is hij handig genoeg voor. Hij is ook nog expediteur. Het is een mooi heer; echt de moeite waard dat er voor gevochten wordt'. De wethouder VA.N ZADELHOFF vraagt zich af, of het veel zin heeft vanavond te antwoorden met betrekking tot deze kwestie. Hij is bang dat de raad toch naar een onderzoek zal blijven vragen Eén opmerking moet hem reeds nu van het hart. Hij heeft de laatste tijd vrij veelvuldig meegemaakt - ook vanavond heeft men dit kunnen beluisteren - dat zo gauw iemand naar een raadslid loopt, deze (zonder de moeite te nemen om naar B&W te gaan om ook de andere kant van de zaak te vernemen) de aangelegenheid op min of meer tendentieuze wijze in de raad brengt. Spreker is daarom blij dat de heer Dijkstra met betrekking tot het geval Leyenhorst uitdrukkelijk heeft gezegd zich zijn oordeel voor te behouden. Het doet echter vreemd aan, dat raadsleden zich bij voorbaat aan de kant stellen van degenen die nu toevallig eens iets heeft met de gemeente en dat zij zich niet de moeite geven om ook de andere kant van de zaak eens te bekijken. - Dezer -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 120