NOTULEN
-15 juni 1960 -
78.
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest
op woensdag, 15 juni 1960, te 19.15 uur.
VOORZITTER: de burgemeester, de heer mr. S.P. Baron Bentinck.
SECRETARIS: de heer J.Dobben, loco-secretaris.
Tegenwoordig de leden: J.van den Arend, J. WD. Berkelbach van der Sprenkel,
J.E.Brouwer, J.K.de Bruin, drs. L.J.Dijkstra, B.H.A.Elbertse, mevrouw
E.C.van Goor-Cleton, P.Grift, D,de Haan, K.de Haan, A.P.Hilhorst, J.H.Hom,
J.G.Kalden, H.C.Klarenbeek, mevrouw M.H.B.Muurling-Voorthuis, dr. D.J.P.
Oranje, P.C.Pieren, mevrouw S.M.Polet-Musier, P.R.van Roomen en P.H.
Versteijne
Afwezig met kennisgeving het lid: drs. W.G.van Zadelhoff.
De VOORZITTER opent de vergadering en doet voorlezing van de gebeds-
fo rmule
Vervolgens deelt hij mede dat wethouder van Zadelhoff wegens verblijf in het
buitenland deze vergadering niet kan bijwonen.
110.Vaststelling van de notulen van de openbare raadsvergadering van 17 februari 1960.
Nadat op bladzijde 27, regel 26 v.o., "Amsterdam" is gewijzigd in "New
Amsterdam", worden de notulen, overigens ongewijzigd, zonder hoofdelijke stem
ming vastgesteld.
111.Ingekomen stukken.
a. Controlerapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Ad
viezen der Vereniging van Nederlandse Gemeenten met voorstel deze voor
kennisgeving aan te nemen.
b. Bezwaarschrift van A.G.van Doorn, le Weteringpad 8, alhier, tegen het raads
besluit tot voorlopige goedkeuring van het plan tot onteigening van het perceel
kadastraal bekend gemeente Soest, sectie G, nr.4612 ter kennisneming en met
de mededeling, dat omtrent dit bezwaarschrift overeenkomstig wettelijk voor
schrift het advies van de hoofdingenieur-directeur van de Volkshuisvesting en
de Bouwnijverheid te Utrecht is gevraagd.
Ten aanzien van deze stukken wordt besloten overeenkomstig hetgeen daarom
trent is voorgesteld.
c. Brief van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d, 23 mei 1960 waarbij wordt toe
gezonden het K.B. van 6 mei 1960 nr.11, houdende uitspraak omtrent de moge
lijkheid van opzegging van de overeenkomst, gesloten tussen de provincie
Utrecht en de gemeente Soest, betreffende de onderhoudskosten van de rivier
de Eem, met voorstel deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
Mevrouw MUURLING-Voorthuis vraagt of het college inzake de vervuiling van
de Eem niet nog eens voor de zoveelste keer protest kan aantekenen bij het mini
sterie van verkeer en waterstaat. Tijdens de jongste vergiftiging van het water van
de Eem dreven in een inktzwarte massa honderden kadavers van vissen in deze ri
vier rond. Bij de mond van de Eem hebben vissers en omwonenden nog vissen
kunnen redden door een afwateringsklep te openen. Zou hier het "frapper toujours"
niet op zijn plaats zijn? Naar aanleiding van een telegram van de Algemene Henge-
laarsbond heeft de minister van verkeer en waterstaat kortelings met betrekking
tot de verontreiniging van de Overijsselse wateren ook maatregelen genomen door
uit de Twentse kanalen water te spuien naar de betrokken rivieren. Ook met het oog
op de functie van Soest als recreatiegebied is het van belang dat er helder water
door de Eem stroomt.
De VOORZITTER merkt op dat de vervuiling van de Eem een reeds lang aan de
orde zijnde kwestie is. Dit vraagstuk is algemeen bekend. Vele autoriteiten bemoei
en .zich er mede. Deze aangelegenheid gaat niet alleen de provincie Utrecht, maar
ook de provincie Gelderland aan. Het college heeft de indruk dat heel serieuze
pogingen in het werk worden gesteld om de vervuilingvan de Eem tegen te gaan.
Het betreft echter een heel groot en bijzonder omvangrijk vraagstuk.
Het is natuurlijk mogelijk een brief naar het ministerie van verkeer en water
staat over de vervuiling van de Eem te zenden. De gemeente kan in een dergelijke
brief echter niets nieuws zeggen. Het zou alleen een herhaling worden van hetgeen
reeds bekend is. Dit zou zin hebben, indien men de indruk had dat het ministerie
de zaak liet sloffen. Die indruk heeft het college bepaald niet. Men moet alleen een
- brief -