- 20 juli 1960 - 95. dat wanneer alle daarmede gelijk te stellen huizen oübewoonbaar zouden worden verklaard, men een grote serie woningen aan het aantal onbe woonbaar verklaarde huizen zou moeten toevoegen. De betrokkene heeft een groot gezin, maar de woon- en slaapgelegenheid zijn op het ogenblik zodanig, dat niemand er aanstoot aan kan nemen. Naar sprekers oordeel is te weinig rekening gehouden met de omstandigheid, dat hiernaast een bedrijf is gevestigd. Door hetgeen staat te gebeuren is de betrokkene ge dwongen dit bedrijf elders op te richten. Het feit dat het hier een onbewoon baar verklaarde woning betreft, is echter een sta-in-de-weg om een zodanige vergoeding te geven, dat de betrokkene elders in de gemeente het bedrijf weer kan opbouwen. Hier moet iets op worden gevonden. En dat is ook zeer beslist mogelijk. Spreker stelt voor niet de derde, maar de tweede woensdag van september te vergaderen. Dan heeft men voldoende tijd om eventueel het onderhavige besluit te nemen. Dan heeft men ook nog twee maanden om nu eens ernstig te trachten - want dit is tot heden nog niet geschied - met de betrokkene tot een vergelijk te komen. Door thans het onderhavige besluit te nemen geeft de raad een groot deel van zijn rechten uit handen. En daar heeft spreker in dit geval toch wel bezwaar tegen. De heer DIJKSTRA heeft eveneens de indruk dat wel heel erg summier is onderhandeld met de betrokkene. Met het college is hij het eens, dat bij een afweging van belangen de schaal wel zal doorslaan naar de zijde van de belangen van de industrialisatie. Hij kan zich echter de gemaakte bezwaren zeer goed indenken. Hij gelooft stellig dat met wat meer toeschietelijkheid en wat meer begrip van de zijde der namens de gemeente optredende onderhandelaars wel een vergelijk had kunnen zijn bereikt. Hij ondersteunt daarom het betoog van de heer Hilhorst. Hij heeft van het begin af aan de indruk gehad, dat in dit geval te lichtvaardig gewapperd is met de onteigeningsprocedure. Hij acht het wel mogelijk in dit geval tot een vergelijk te komen. Hij ondersteunt daarom het voor stel van de heer Hilhorst om dit punt aan te houden tot de septemberver- gadering en deze dan iets eerder te houden dan nornaal. Hij voegt hieraan toe - hoewel dit verder niet ter zake doet - dat de heer Hilhorst en hij ten aanzien van deze aangelegenheid geen onderling overleg hebben gepleegd, maar onafhankelijk van elkaar tot dezelfde conclusie zijn gekomen. De VOORZITTER zegt dat de wet een maximum termijn stelt. Dit wil echter niet zeggen dat men die termijn tot de laatste dag moet gebruiken. Wanneer de raad het voorgestelde besluit neemt, betekent dit niet dat de gehele onteigeningsprocedure onmiddellijk in werking treedt Vooreerst moet het besluit worden goedgekeurd door de Kroon, waarmede waarschijnlijk wel geruime tijd gemoeid zal zijn. En dan hangt het nog van het dagelijks bestuur der gemeente af, in hoeverre men spoedig met de uitvoering van het besluit zal beginnen. Indien de raad dit besluit neemt, is er nog ruimschoots de tijd om te trachten met de betrokkene tot een vergelijk te komen. Wanneer de raad de indruk heeft, dat de zaak nog niet tot op de bodem is bekeken en er wellicht toch nog mogelijkheden zijn om tot een vergelijk te komen, waarbij de betrokkene het gevoel heeft te krijgen waarop hij rechtheeft en waarbij anderzijds de gemeente de overtuiging heeft niet meer te betalnn dan oorbaar is, dan zal het col lege alle mogelijke moeite doen om alsnog tot een zodanig vergelijk te komen. De mogelijkheid daartoe wordt door het nemen van het onderhavige besluit zeer zeker niet afgesneden, Het college is juist voornemens zo enigszins mogelijk tot een vergelijk met de betrokkene te komen. - Er -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 190