- 21 september 196O -
117.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat het door de heer Elbertse
naar voren gebrachte standpunt reeds sinds jaren door Den Haag is verlaten,
In Den Haag staat men namelijk in tegenstelling tot de hoofdingenieur-direc
teur te Utrecht op het standpunt dat men niet alleen direct nodige grond,
maar ook grond die men de eerste vijf jaar nodig heeft op basis van de
Wederopbouwwet kan onteigenen.
Een tweede punt is dat de heer Elbertse onder woningbouw tot leniging
van de woningnood verstaat de bouw van woningen in de Woningwet- of in de
premiesector. Ten aanzien van het onderhavige terrein gaat het om twee
bouwers. Daarvan had degene die de meeste huizen zou bouwen, allang zijn
plan voor woningbouw in de premiesector ingediend. Toen de betrokken
bouwers hoorden, dat zij nog in geen tijden op premie konden rekenen,
hebben zij bij zichzelf voorlopig gezegd: Dan gaan wij in de vrije sector
bouwen. Zij hebben echter nooit kenbaar gemaakt, dat zij zich willen ont
trekken aan de verplichting vijftig huurwoningen te bouwen. Nu de minister
er prat op gaat, dat er op het ogenblik zoveel woningen in de vrije sector
worden gebouwd, en nu hij deze van zijn jaarlijks contingent aftrekt,
vraagt spreker zich af of de minister dan durft te zeggen, dat deze bouw
niet geschiedt ter leniging van de woningnood, omdat de bouwers - doordat
de premie te lang uitblijft - uit nood grijpen naar woningbouw in de vrije
sector
Voor Soest-Zuid bestaat een bouwplan voor honderd woningen. De
aannemer heeft daar voor een ton materiaal staan. Ten aanzien van deze
bouw zegt de minister thans: Ja, aan hetgeen is afgesproken kan ik thans
niet voldoen, want er is een nieuwe pranieregeling gekomen. De betrokken
bouwer moet nu zeggen tot degenen die al gekocht hebben: Wilt u het huis
nog hebben; dan kan de bouw ervan nog wel een paar jaar duren; of wilt
u het huis zonder premie gebouwd hebben? En dan vraagt spreker zich af,
of wanneer deze huizen zonder premie worden gebouwd, deze bouw dan
niet tot leniging van de woningnood geschiedt.
Het essentiële punt is echter dat een onteigening op grond van de
Wederopbouwwet betrekking mag hebben op gronden die men binnen vijf
jaar nodig heeft. Het door de heer Elbertse naar voren gebrachte standpunt
komt ook in de brief van de hoofdingenieur-directeur te Utrecht naar voren.
Daar behoeft de gemeente zich echter niets van aan te trekken, want de
hoofdingenieur-directeur heeft zich alleen uit te spreken ten aanzien van
de vraag, of de bezwaarschriften al dan niet gegrond zijn. En dat heeft hij
gedaan. Hetgeen de hoofdingenieur-directeur verder schrijft kan de raad
voor kennisgeving aannemen.
De heer ELBERTSE is het eens met hetgeen de heer van Zadelhoff
over het advies van de hoofdingenieur-directeur zegt. Hij blijft echter van
oordeel dat te Soest de behoefte aan woningen in de vrije sector niet zo
groot is, dat men daarvoor een onteigening moet inzetten, die bekend staat
als een spoedonteigening.
De wethouder VAN ZADELHOFF wijst er op dat de bouwondernemers
een zodanig apparaat hebben, dat zij per jaar een 2000 h 2500 woningen
moeten bouwen. Wanneer dan de premie te lang wegblijft, moeten zij wel
woningen in de vrije sector bouwen. Deze woningen raken zij ook kwijt;
anders begonnen zij er niet aan. Strekt deze bouw dan tot leniging van de
woningnood of niet? Men moet deze zaak toch niet zo uitsluitend plaatselijk
bezien, dat men zegt: Is het alleen voor Soesters Het ging de gemeente bij
dit plan om de afspraak met de bouwers, dat er vijftig huurwoningen zouden
worden geleverd. En aan deze verplichting hebben de bouwers zich nog
steeds niet onttrokken.
De heer ELBERTSE zegt dat deze bouwers heel moeilijk aan deze
verplichting zullen kunnen voldoen, wanneer de woningen in de vrije sector
worden gebouwd. Het zal zeer de vraag zijn, of in de vrije sector gebouwde
huurwoningen voor de gemeente Soest van belang zijn. Wanneer er gebouwd
- wordt -