- 21 december 1961 - 173 Sprekers tweede conclusie is dat hij zich zijn oordeel over deze zaak geheel moet voorbehouden. Met de heer de Bruin is hij van oordeel, dat het beter is een onafhan kelijke commissie uit de raad in te stellen dan een commissie die beheerst en geleid wordt door het college van B&W. Het college is immers partij in dit geschil. De wethouder VAN ZADELHOFF is het er mede eens dat men hier met een ernstige zaak te maken heeft. Niemand zal daar ook maar één ogenblik anders over kunnen denken. De heer de Bruin heeft inderdaad een vrij vaag antwoord ontvangen. Wanneer de heer de Bruin zich de zaak goed indenkt, zal hij het er echter wel mee eens zijn, dat het in dit stadium moeilijk is verder iets over deze aangelegenheid te zeggen. De mededeling in het antwoord dat er fouten zijn gemaakt en tekort komingen begaan en de mededeling even verderop dat een voorlopig beves tigend antwoord wordt gegeven, lijken inderdaad enigermate met elkander in strijd te zijn. Zo moet men dit echter niet zien. Bedoeld wordt dat in derdaad fouten zijn gemaakt, maar het college er nog niet geheel achter is, op welke wijze die hebben plaatsgevonden, althans het nog niet nodig oordeelt omdat op dit moment al bekend te maken. Met betrekking tot het verkeerd stellen van trappen in drie trappen huizen, doet het woordje "slechts" inderdaad zeer onaangenaam aan. Het lijkt alsof men de zaak wil kleineren. Dat is in genen dele het geval. De trappen worden in drie trappenhuizen tegelijk gestort, zodat het niet moge lijk was de fout te ontdekken nadat één trap was gestort. De moeilijkheden zijn achteraf ontdekt bij het stellen van de deuren. Het woordje "slechts" is gebruikt, omdat de fout ook pas had kunnen worden ontdekt, nadat er zes of negen trappen waren gestort. Misschien was het echter beter geweest het woordtje "slechts" er uit te laten. Met betrekking tot de vraag of niet beter een commissie uit de raad in het leven kan worden geroepen, die het onderzoek zelfstandig ter hand neemt, merkt spreker op dat de raad natuurlijk volledig de vrijheid heeft daartoe over te gaan. Hij vraagt zich echter af of een dergelijke commissie op dit moment nodig is. De consequenties van de moeilijkheden bij deze bouw zullen namelijk maatregelen zijn, die B&W en niet de Raad moeten nemen. Het lijkt hem dan ook juister dat de raad ingaat op het verzoek van het college om dit in deze moeilijke affaire bij te staan bij het nemen van de juiste beslissing. Dit neemt niet weg dat de raad ten allen tijde de be voegdheid heeft om te zeggen: Wij stellen een commissie van onderzoek in; Het college heeft het zich laten bijstaan door raadsleden niet willen beperken tot de leden van de commissie openbare werken. Het wil daarbij ook leden van de financiële commissie inschakelen, omdat er aan deze aangelegenheid meer aspecten zitten. Het stelt zich voor dat beide com missies één lid van elke fractie hiervoor aanwijzen; anders zou het aantal mensen te groot worden. Het rapport zal wellicht ongeveer half januari klaar zijn. De heer DE BRUIN merkt op - hij behoeft op deze opmerking geen antwoord te hebben - uit de mededeling, dat het rapport half januari klaar zou kunnen zijn, voor zichzelf de conclusie te trekken dat het college van B&W ongeveer vijf maanden nodig heeft gehad om dit rapport op te stellen. De VOORZITTER gelooft dat dit een vooruitlopen is op de conclusies van het rapport. Hij wil daarop thans niet ingaan. Gaat de raad er mede akkoord dat de commissie die B&W bij zal staan, wordt samengesteld op de door spreker aangegeven wijze? De heer HILHORST zegt niet te kunnen beoordelen of hetgeen de heer de Bruin zoëven heeft gezegd juist of onjuist is. Wanneer men van oordeel is, dat het onderzoek al vijf maanden eerder had kunnen geschieden, dan - kan -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 350