- 16 maart 196O - 32. De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat dit allemaal psychologisch heel aardig is, maar dat er nog nooit zoveel moeilijkheden ten aanzien van de aansluiting van het lager onderwijs op het middelbaar onderwijs zijn geweest als de laatste tien, vijftien jaar. Hij laat totaal in het midden of de oorzaak van deze moeilijkheden bij het lager dan wel bij het middelbaar onderwijs ligt. Hij komt zelf uit een onderwijsmilieu. Hem is altijd ge leerd - en dit onderschrijft hij vandaag de dag nog volkomen - dat de lagere school een van de beste onderbouwen is voor het zich verder ontwik kelen. Hij is het er volkomen mede eens, dat het onderwijs op de lagere school niet moet degraderen tot het uit het hoofd leren van lesjes en dat de kinderen in de hogere klassen ook begripswerk moeten doen. Maar het pro gram dat men op de lagere school heeft af te werken, is reeds dermate veelomvattend, dat men er voor moet waken niet teveel naar alle mogelijke andere dingen te grijpen. Hiermede doelt spreker in het geheel niet op een projector. Dit is een modern hulpmiddel voor het onderwijs. Het gaat hem echter om vakken als handenarbeid, die hij als volkomen overbodig ziet op de lagere school. Mevrouw POLET-Musler gelooft dat de heer van Zadelhoff thans een probleem aansnijdt, waarbij de fout veeleer bij de ouders ligt. Nu men heeft ingezien dat het nodig is op de lagere school verschillende vermogens van het kind tot ontwikkeling te brengen, moet men als ouders ook accepteren dat de lagere school een jaar langer duurt. Spreekster gelooft dat er op een of andere manier een onderwijsvorm moet worden gevonden, waarbij de leerstof van de zesklassige school over zeven leer jaren wordt uitgesmeerd. Er zijn nog steeds enkele kinderen die het presteren om - met alle andere dingen erbij - in zes jaar klaar te komen voor het middelbaar onderwijs. De meeste ouders vinden het een soort degradatie van hun kinderen, wanneer die niet in zes jaar klaar komen voor het middelbaar onderwijs. Daar ligt de grote moeilijkheid. Dan wordt er maar doorgedrukt om de kindeken toch na zes jaar naar het middelbaar onderwijs te krijgen. De wethouder VAN ZADELHOFF: Bestaat er geen mogelijkheid om het in zeven jaar te doen? Mevrouw POLET-Musler: Ik geloof dat wij daarnaar moeten streven in plaats van het laten vervallen van bepaalde onderdelen van het onderwijs die niet direct onder het program vallen. De wethouder VAN ZADELHOFF: Dan mag u ook de ouders geen ver wijt maken. Mevrouw POLET-Musler: Er is toch gelegenheid tot een zevende leerjaar De wethouder K. DE HAAN merkt op dat deze discussie langzamer hand is gekomen in een baan, waarop het zonder een gedegen voorbereiding moeilijk is voort te gaan. Het is beter om, wanneer een aanvragen op het omstreden gebied binnenkomt, de discussie opnieuw te beginnen. Dan kan de zaak na deskundige voorlichting in een wat breder verband ter tafel komen. Het is moeilijk om incidenteel over een aangelegenheid als deze te discussiëren. Op een enkel element van de duscussie wil spreker thans echter toch nader ingaan. De handenarbeid die op de lagere school wordt gegeven, moet men niet zien als het leren van timmeren, bijtelen of sleutelen. Het is meer een kwestie van het kind een zekere behendigheid bij te brengen, terwijl het kind door het kneden van klei, rietvlechtwerk e.d. de mogelijkheid wordt gegeven bepaalde in hem levende ideeën vorm te geven. Het is dus een kwestie van het ontwikkelen van bepaalde delen van het karakter van het kind. Daarom staat spreker persoonlijk op het standpunt, dat deze handenarbeid - mits goed toegepast - beslist thuishoort op de lagere school. - Het -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1960 | | pagina 64