-15 februari 1961 -
55.
De wethouder VAN ZADELHOFF herinnert er aan dat enkele jaren
geleden de premiebouw vrijer was dan thans. Wanneer men dan een gering
woningwetcontingent heeft en er kunnen wel premiewoningen worden gebouwd,
acht hij het verantwoord deze premiewoningen ook te doen stichten op de
daarvoor in het uitbreidingsplan aangewezen plaatsen.
De heer HILHORST is het volledig met de wethouder eens, Misschien
is het echter mogelijk met de bouwers van premiewoningen overleg te plegen,
opdat een gedeelte van de huizen als huurwoningen ter beschikking komen.
Dat is van meer belang dan hetgeen mevrouw Polet wil.
De wethouder VAN ZADELHOFF merkt op dat dit de laatste tijd dus
steeds gebeurt.
De heer HILHORST: Nou, nou.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat er op het ogenblik een aan
tal plannen voor premiebouw klaar liggen, die inderdaad ook middenstands -
woningen voor verhuur bevatten. De grote moeilijkheid is echter het afkomen
van de premie. Men overweegt daarom thans deze woningen - misschien ook
als huurwoningen - in de vrije sector te bouwen.
De heer HILHORST: Wanneer dit maar de aandacht heeft, opdat de
bestaande mogelijkheden ook worden aangegrepen.
De VOORZITTER merkt op dat de gehele bouw schoksgewijze plaats
vindt. Daardoor krijgt men bij het maken van een moment-opname een enigs
zins scheef beeld. Wanneer men zou kunnen rekenen op een geregelde bouw van
woningwetwoningen en goedkope middenstandswoningen, zou men de zaak gelijk
kunnen doen optrekken. Nu men dan weer een scheut in de ene categorie en dan
weer een scheut in de andere categorie krijgt, is dit niet mogelijk. Gezien het
feit dat de zaak enigszins vanzelf is gegroeid, vindt spreker de verhouding tus
sen de verschillende categorieën van woningen niet eens zo gek.
De verhouding van 30 55 10 5 is indertijd niet naar voren gebracht
als de meest ideale verdeling, maar om aan te geven op welke ontwikkeling
men voor de toekomst ongeveerzozou kunnen rekenen.
De heer HILHORST: Het is alleen maar jammer dat men wat de
scheut van de woningwetwoningen betreft, zo weinig scheutig is met het toe
wijzen van bouwvolume'.
Hierop wordt het stuk voor kennisgeving aangenomen,
d. Aanbieding overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van de "Gemeen
schappelijke regeling" met betrekking tot de Bescherming Bevolking in
de Kring Utrecht IV van de 3e en 4e wijziging van de kringbegroting 1960.
Mevrouw POLET-Musler vraagt of de komende nieuwe organisatie
van de B.B. ook van invloed is op de uitgaven. Zo ja, is het dan niet verstandig
deze zaak even aan te houden, in afwachting van de nieuwe ontwikkeling
De VOORZITTER wijst er op dat het hier de begroting voor 1960
betreft. Het gaat dus om verleden tijd.
Spreker kan niet zeggen of de nieuwe organisatie voor de B.B. goed
koper zal zijn. Dit is wel de opzet geweest, maar anderzijds spelen in het
gebied waarin Soest ligt bepaalde factoren een rol, waardoor het de vraag is
of bij de nieuwe organisatie de B.B. goedkoper zal worden. Het al dan niet
goedkoper worden van de B.B. is voor een groot gedeelte afhankelijk van de
bijdrage die het rijk zal geven voor bepaalde objecten en activiteiten. Daarover
is nog zeer weinig bekend.
De hoofdzaak van de verandering in de organisatie is het volgende.
Tot nu toe vormde Soest met de gemeenten Baarn, Zeist, Bunnik en De Bilt
de kring Utrecht IV. Daarvoor komt in de plaats een veel grotere kring,
eigenlijk omvattende geheel Oost-Utrecht, met inbegrip van de stad Amers
foort. De nieuwe gemeenschappelijke regeling is de vorige week door de
betrokken burgemeesters aangegaan. Thans is men de zaak aan het uitwerken.
Men verkeert dus nog in een overgangsstadium.
Hierop wordt het stuk aangenomen voor kennisgeving.