-15 februari 1961 - 64. welke opvatting hier zal zegevieren? Wanneer B&W er de voorkeur aan geven niet op dit ogenblik te antwoorden op deze vraag, dan neemt spreker daar volkomen genoegen mede. De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat met betrekking tot de door de heer Dijkstra genoemde aangelegenheid geen overeenstemming bestaat tussen de gemeente en de provinciale planologische commissie. De heer van Embden en spreker hebben het vorige jaar met enkele leden van deze commissie van gedachten gewisseld om te trachten - ook rekening houdend met het gehele structuurplan - nader tot elkaar te komen. Dat is niet gelukt. Het wachten is nu op het gereedkomen van het uitbreidingsplan. Dat was eigenlijk al klaar. Men heeft de bebouwing echter toch nog enigs zins gewijzigd door wat hogere bouw en wat meer eengezinswoningen te plannen. Het geheel zal ook meer worden afgestemd op middenstandsbouw. Spreker heeft de heer van Embden onder druk gezet, opdat men binnen zes weken dit plan krijgt. De heer DIJKSTRA: Hoeveel lagen wordt die hoogbouw? De wethouder VAN ZADELHOFF: Zes k zeven lagen. Het plan was nogal sterk bezet met bouw in drie en vier lagen. En dat is geen vlees en geen vis. De heer DIJKSTRA: Inderdaad beter is nog tien lageni Spreker is blij dat ten minste vaststaat, dat de raad in zijn geheel ten volle staat achter de inzichten van het college en de heer van Embden. Hij gelooft dat het nuttig is dat de raad hieraan blijft vasthouden. De heer HILHORST herinnert er aan dat met betrekking tot de in de vorige raadsvergadering behandelde onteigeningskwestie is toegezegd dat opnieuw contact met de betrokkene zou worden opgenomen. Daarover zou in de volgende vergadering mededeling worden gedaan» Daarvan heeft spreker thans echter niets gemerkt1* Hij stelt het op prijs dat het college een zekere activiteit ont wikkelt op het gebied van de voorlichting naar buiten. Het zou echter prettig zijn, wanneer, voordat die voorlichting plaatsvindt, de raad van de betrokken feiten ook in kennis wordt gesteld. Spreker heeft thans ge lezen dat er bij de Kerkebuurt heel wat zal gebeuren. Hij ziet hierin een zeker gevaar. Wanneer positief wordt medegedeeld dat de nieuwe rijksweg over de Eng zal lopen, terwijl men op hetzelfde moment een officiële kaart in handen krijgt, waarop deze weg in het geheel niet meer voorkomt, dan vreest spreker dat de gedachte gaat ontstaan: Och, ze leven daar maar in die sleur voort. Wanneer het nu uitgekozen tracé wordt verwezenlijkt, vreest hij dat dit in ieder geval een omlegging zal bevorderen. En het laatste zou z.i. een ramp voor Soest zijn. Hij heeft zich hierover in ver binding gesteld met wethouder van Zadelhoff en deze gevraagd of dit punt niet zo spoedig mogelijk met de raad moet worden besproken. Voorkomen is beter dan genezen. Het voorkomen is hier overigens al van de baan. Het is echter noodzakelijk degenen die hierover gaan te overtuigen van het onmogelijke dat hier voor Soest dreigt. Spreker heeft er begrip voor dat deze aangelegenheid niet in deze vergadering aan de orde kon worden gesteld, want het college beschikt nog niet over de gegevens waarover hij wel beschikt. Dit laatste bevreemdt hem overigens zeer. Het is voor hem onbegrijpelijk hoe al die besprekingen en onderhandelingen - ook over de gemeente Soest - kunnen plaatsvinden zonder dat het gemeentebestuur daarvan ook maar enigszins op de hoogte is. Hij zou een kaart kunnen overleggen, waarop de toekomstige ontwikkeling van Soest staat gepro jecteerd volgens geheel andere plannen dan de gemeente steeds voor ogen hebben gestaan. Daarop heeft ook gedoeld de heer Dijkstra, die eigenlijk een beetje plagiaat heeft gepleegd. De heer DIJKSTRA: Van wie dan? De heer HILHORST dringt er met klem op aan de raad in de gelegenheid te stellen in de uitgebreide commissievergadering ook dit punt te behandelen. - De -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 127