-17 mei 1961 -
115,
Het heeft hem op de eerste plaats geërgerd, dat het onderzoek zo
vreselijk lang geduurd heeft, terwijl er sinds hij op 12 december 1960 zijn
schriftelijke vragen aan het college stelde, geen enkel nieuw gezichtspunt
naar voren is gekomen. In de tweede plaats betreurt hij het dat verschillende
handelingen, die in deze zaak zijn gedaan en niet gedaan, niet uit de doeken
zijn gekomen - ook niet bij de commissie van deskundigen -, terwijl dit z.i.
juist de kardinale punten waren die een geheel ander licht op deze gang van
zaken hadden kunnen werpen en waarbij het financiële gedeelte - hoe jammer
op zichzelf ook - gelukkig een kleine rol speelt.
In de brief van het college aan de raad leest spreker:
dat een ambtenaar in ernstige mate tekort is geschoten en eigenmachtig
en eigengereid heeft gehandeld;
dat een andere ambtenaar eveneens in ernstige mate tekort is geschoten,
dat het hem ontbrak aan voldoende gezag, activiteit, psychologisch inzicht
en belangstelling bij de voorbereiding en uitvoering van het bouwwerk;
dat het van een derde ambtenaar ernstig wordt betreurd dat hij, toen
er grote moeilijkheden bij de bouw waren, niet terstond de betrokken wet
houder of het college heeft gewaarschuwd;
en ten slotte dat een vierde ambtenaar nalatig is gebleven en onbevoegd
eigenmachtig is opgetreden.
Spreker vraagt zich dan toch ernstig af, hoe B&W het kunnen verant
woorden met een dergelijk ambtelijk apparaat deze gemeente te besturen.
In dit verband wijst hij op het feit dat zijn fractie bij de behandeling van
de begroting voor het jaar 1960 en wederom bij die voor 1961 het college heeft
gewaarschuwd, dat de supervisie op de bedrijven en diensten van de gemeente
niet meer die aandacht heeft, die ze behoeven, met als mogelijk gevolg dat
de benodigde discipline in deze organen minder au sérieux wordt genomen.
Deze opmerking heeft het college tot twee keer toe zonder enig commentaar
naast zich neergelegd. Deze gang van zaken dateert niet van gister. Spreker
vindt het van het college prachtig, dat het de ambtenaren de hand boven het
hoofd houdt door te verklaren, dat bij afweging van de zwaarte der aan het
licht getreden fouten en tekortkomingen ernstig rekening moet worden ge
houden met de omstandigheid, dat de taak van en de omvang der werkzaam
heden bij de dienst van openbare werken vooral na de oorlog in zodanige mate
zijn toegenomen, dat de huidige organisatie alsmede de aanwezige capaciteit
der functionarissen daartegen niet genoegzaam zijn opgewassen. De gevolgen
daarvan komen echter voor het volle pond op de schouders van B&W terecht.
Die immers hadden moeten zorgen dat een en ander niet had kunnen gebeuren.
Men moet namelijk niet vergeten dat 5 mei 1945 reeds zestien jaar achter
ons ligt. En de toestand bij openbare werken is eerder verslechterd dan ver
beterd. Wanneer men de staat van dienst van het college in ogenschouw neemt,
dan kan worden geconstateerd dat B&W meer dan voldoende tijd hebben gehad
deze bezwaren al eerder op te merken. De zaak thans overziende stelt spreker
vast dat een ieder tekort is geschoten in de uitvoering van zijn taak - iets
waarvoor men niemand anders dan het college verantwoordelijk kan stellen.
Het spijt spreker te moeten zeggen, dat, gezien de gehele gang van zaken
bij de bouw van de 72 woningwetwoningen op de Eng, het door hem in september
1958 aan het college van B&W gegevenveitrouwen is geschokt. Dit is voor hem
dan ook aanleiding geweest de gehele gang van zaken in deze gemeente en alle
voorstellen van B&W sinds enige tijd nog kritischer te bekijken dan hij tot nog
toe heeft gedaan. Hij heeft het woord "geschokt" gebruikt, omdat hij het
treurig vindt dat de toewijzing woningwetwoningen van maart 1959 in mei 1961
nog steeds niet is afgewerkt. Hij vraagt zich dan ook heel ernstig af of het
college de woningnood niet te veel uit het oog heeft verloren. Hij vraagt zich
nog steeds af, op welke wijze er gehandeld zou zijn als deze gehele geschiede
nis niet in het openbaar was gebracht.
- Ten -