-17 mei 1961 - 12,3. Is het werkelijk de bewogenheid met het wel en wee van de gemeente? Dan vraagt spreker zich toch in gemoede af, of de heer de Bruin zich wel vol doende heeft gerealiseerd, dat wanneer men dergelijke vragen stelt en daar een zo goed mogelijk antwoord op wil hebben, er dingen naar voren komen, waarbij ook wel eens personen te pas komen» En als dat dan sprekers per soon betreft, vindt hij dit niet erg. Hij weet op een plaats te zitten, dat er in het openbaar over hem wordt geoordeeld. Wat hij echter verschrikkelijk vindt, is dat op deze wijze over ambtenaren moet worden geoordeeld. Men heeft hem wel eens verweten ten opzichte van de ambtenaren teergevoelig te zijn en de ambtenaren misschien wel eens te veel te dekken. Goed'. Laat men dat maar op hem schuiven. Maar hij heeft dan in ieder geval niet het gevoel deze ambtenaren in de volle openbaarheid te hebben gebracht'. Over de gemaakte fouten behoeft niet veel meer te worden gesproken. Het rapport is duidelijk. Er zijn nu eenmaal fouten gemaakt. Dat zullen ook de betrokkenen ruiterlijk erkennen. Het geheel vindt spreker echter een on aangename geschiedenis. Hij is nu vijftien jaar wethouder. Hij heeft het werk altijd met grote ambitie gedaan. Hij heeft zich tot taak gesteld in de eerste plaats het belang der gemeente te dienen. Daarbij heeft hij getrachtt de ver houdingen tussen het college en de raad en die tussen het college en de amb tenaren zo goed mogelijk te doen zijn. Hij meent echter te moeten constateren dat de laatste tijd de verhouding tussen een gedeelte van de raad en het col lege minder goed is geworden. Om een goede verhouding tussen college en ambtenaren te onderhouden moet men zich inwerken en inleven in hetgeen er op een dienst als gemeente werken valt te doen. Wanneer men meent dat er door de betrokken wethouder te weinig gebeurt, dan hoopt spreker dat de raad zo open en eerlijk zal zijn hem dat aan het verstand te brengen. Het volledig duiken in het werk van gemeentewerken - en dit werk heeft nu eenmaal sprekers hartgrondige be langstelling - heeft ook een gevaar, namelijk het gevaar dat men daardoor misschien te veel aan de kant van de dienst gaat staan, op een gegeven moment te weinig afstand neemt en op het punt komt van: tout savoir, c'est tout par- donner. Toch gelooft hij dat het, om als wethouder over een dienst als ge meentewerken werkelijk goed te kunnen oordelen, noodzakelijk is dat men zich zo goed mogelijk daarin verdiept. En hij meent dat zo goed mogelijk te hebben gedaan. Maar nogmaals, hij heeft liever kritiek op zijn hoofd dan dat hier in het openbaar over de ambtenaren wordt gesproken. Wat betreft de vandaag van de zijde der V.V.D. gemaakte opmerkin gen, moet spreker toch nog iets van het hart. Door de V.V.D.-fractie wordt aan de ene kant bij monde van de heer de Bruin gezegd: Er moet een vakman aan het hoofd van de dienst komen. En de heer Brouwer begint met op te merken geheel te staan achter het betoog van de heer de Bruin om dan op een gegeven moment te zeggen: Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Dat zijn natuurlijk twee uitspraken die niet met elkaar te rijmen vallen. Wanneer hier keihard wordt gezegd dat er een vakman aan het hoofd van de dienst moet staan, dan houdt dit in dat iemand, die hier niet over kan oor delen, zich een oordeel aanmatigt door te beweren, dat de huidige functionaris niet op zijn plaats zou zijn. Dit woord van de heer de Bruin kan spreker in genen dele onderschrijven. Integendeel: hij moet daar ten sterkste tegen op komen. Ook spreker is het enigszins pijnlijk dat de brief van het college is uitgegaan zonder nadere bespreking met de commissie. Hij kent echter de motieven die tot deze gang van zaken hebben geleid. Dit is volkomen te goeder trouw gebeurd. Het spijt hem echter dat deze brief niet precieser is bekeken, in de eerste plaats in verband met de ambtenaren die in deze brief worden ge noemd en in de tweede plaats met het oog op het feit dat daarboven een zinsnede staat die eigenlijk iedere ambtenaar bij gemeentewerken zich op het ogenblik aantrekt. Hij is dan ook erg blij dat de voorzitter uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht, dat het geenszins de bedoeling is geweest hierdoor eigenlijk iedereen bij gemeentewerken te treffen. - Aan -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 245