- 20 september 1961 164. De voorzitter heeft eens opgemerkt dat de hoogte van het presen tiegeld, noch naar boven, noch naar beneden, in geen enkele verhouding staat tot de arbeid die ervoor wordt verricht. Spreker wil daar niet op ingaan, maar een geconvoceerde commissievergadering mag toch, wat het presentiegeld aangaat, niet in het vergeetboek raken of van tafel worden gevoegd. De heer ELBERTSE merkt op dat het presentiegeld een zekere vergoeding voor loonderving inhoudt. Daarom vindt hij het onlogisch dat voor de commissievergaderingen, die des middags warden gehouden, een lager presentiegeld staat dan voor de, meestal in de avond gehouden raadsvergaderingen. De VOORZITTER zegt dat wanneer voor commissievergaderingen geen presentiegeld is uitgekeerd, er een fout is gemaakt. Wanneer dit wordt gesignaleerd, zal de fout worden hersteld. Spreker merkt uit interrupties op, dat er verwarring is over de vraag of een bepaalde vergadering een raads- dan wel een commissie vergadering is. De wethouder VAN ZADELHOFF deelt mede, dat voor gecombi neerde vergaderingen van de commissies grondbedrijf en openbare werken ook wel eens de raadsleden worden uitgenodigd die niet van een der com missies deel uitmaken. De VOORZITTER merkt op dat een commissievergadering waarin de gehele raad bijeen is, daarmede nog geen raadsvergadering wordt. De niet-leden der commissies die als gast aanwezig zijn, hebben geen recht op presentiegeld. Voorts zegt spreker dat er nu en dan wel eens reden kan zijn, het provinciaal bestuur van bedillerigheid te betichten, maar het is meneer Thorbecke geweest die in de gemeentewet heeft vastgelegd, dat gedeputeerde staten het presentiegeld van de raadsleden bepalen, de raad gehoord. En overeenkomstig deze wet hebben gedeputeerde staten gehandeld. Wan neer een gemeenteraad geen presentiegeld wenst, kunnen gedeputeerde staten het niet invoeren, maar wanneer de raad presentiegeld aanvaart, wordt het, de raad gehoord, door gedeputeerde staten vastgesteld. Dat voor een raadsvergadering een hoger bedrag wordt gegeven dan voor een commissievergadering acht spreker gerechtvaardigd. Het zou bepaald onjuist zijn om zich ten aanzien van de hoogte van het bedrag te laten leiden door de omstandigheid dat raadsvergaderingen meestal 's avonds worden gehouden. Dit laatste geschiedt om de raad terwille te zijn, in vele andere gemeenten gebeurt dat niet. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 195. Voorstel inzake het toekennen van een voorschot op de vergoeding als be doeld in artikel lOlbis der Lager-onderwijswet 1920 aan het R.K. school bestuur te Soestdijk. 196. Voorstel tot wijziging der gemeentebegroting 1961 (algemene wijziging). 197. Voorstel tot ruiling van grond met de staat der Nederlanden, waarbij de gemeente afstaat het voormalige fietspad van de spoorlijn Utrecht- Amersfoort naar Kinabu en verkrijgt een perceel grond aan de Sterrenberg weg. 198. Voorstel tot intrekking van het raadsbesluit d.d. 19 oktober 1960 en tot verkoop van grond gelegen aan de Pieter de Hooghlaan aan D.C.Renocy. Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 199. Voorstel tot onbewoonbaar ver klaring van de woning Hartweg 7a. De heer ELBERTSE meent dat voor de ontruiming van deze ge meentewoning onbewoonbaarverklaring niet nodig is. Bestaat overigens de zekerheid dat de woning binnen afzienbare tijd zal worden onruimd? De woning Hartweg 7, welke destijds onbewoonbaar werd verklaard, is nadien nog lange tijd bewoond. Indien de bewoner alleen met het bekende bordje wordt vereerd en ontruiming voorlopig achterwege blijft, voelt spreker weinig voor het voorstel. - Mevrouw -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 327