- 20 september 1961 - 169»
De VOORZITTER merkt op dat de Amersfoortsestraatweg ook
binnen de bebouwde kom ligt.
Bij de toepassing van de verordening zal uiteraard rekening
worden gehouden met het belang van de dieren. De verordening moet
trouwens niet uitsluitend worden gezien als een bescherming van de
hond.
Mevrouw Polet pleitte voor een restrictie, evenals de heer
de Haan, die het echter nog vager formuleerde. Er is sprake van een
strafverordening, op grond waarvan proces-verbaal kan worden opge
maakt. Die moet duidelijk en concreet zijn. Betrokkenen moeten zich
niet kunnen beroepen op een of andere vaagheid. Voor de politie zou de
aardigheid er gauw af zijn, omdat op een proces-verbaal vrijwel zeker
vrijspraak zou volgen.
Het introduceren in de verordening van "het onder toezicht zijn
van de hond" schept problemen. De eigenaar, diens vrouw of kind zal al
tijd kunnen beweren dat hij of zij het dier onder toezicht had, terwijl
daarvan volgens de verbaliserende agent weinig is gebleken. Men krijgt
dus een vaag element. In ieder geval zou moeten worden vermeld onder
wiens toezicht de hond moet staan. Dat zou nooit een kind kunnen zijn,
ook niet een logé, maar uitsluitend iemand die de hond te allen tijde vol
ledig onder appel heeft. Doch zelfs de vermelding "tenzij onder direct
en effectief toezicht" zou te vraag zijn.
Bij alle begrip voor de vervelende situatie, dat men zijn hond
in bepaalde gebieden niet los kan laten lopen - welke bepaling overigens
in vele andere gemeenten van kracht is; van iets onmenselijks of wreeds
is daarbij geen sprake - vreest spreker dat bij het redigeren van de uit
zondering het hek geheel wordt geopend voor ontduiking, waardoor de
waarde van de verordening tot niets wordt teruggebracht. Dan zouden
alleen wilde honden kunnen worden gevangen, wier haas niet in de buurt
te bekennen is. Bovendien houdt het onder toezicht hebben van een hond
niet in dat het dier niet plotseling een onverwachte beweging maakt en
de weg oploopt, wat niet kan gebeuren als men de hond aan de lijn heeft.
Mevrouw POJLET-Musler geeft toe dat de hond op de hoofdver
keerswegen aan de lijn moet. Maar daar loopt men ook niet voor zijn
plezier. In andere in het voorstel genoemde straten, waar het' verkeer
niet zo intens is, is dat niet dringend nodig.
Door de onmiddellijke nabijheid van de baas kan worden vastge
steld wie de eigenaar is. Daar ligt het knelpunt; men wil een verordening
in de hand hebben om te kunnen optreden tegen honden die niet in gezel
schap zijn van hun baas. Nu wordt de gemakkelijkste weg gekozen: men
wil de hond alleen op straat zien met de baas eraan vast. De aardigheid
om een hond te hebben en het genoegen van het buiten wonen gaan op die
manier goeddeels verloren. Men kan dan net zo goed in Amsterdam gaan
wonen.
De VOORZITTER blijft bij zijn mening dat de bepalingen van
een verordening duidelijk en concreet moeten zijn. Indien de politie in deze
een verwijt mag worden gemaakt, dan zou het zijn, dat zij te soepel is
geweest bij het handhaven van de huidige verordening. Spreker gelooft
niet dat de politie thans naar een ander uiterste zal overgaan en de ver
ordening met bijzondere hardheid zal gaan toepassen. Zij zal zeker oog
hebben voor de omstandigheden. Enerzijds zou spreker de politie willen
verzoeken, de verordening met een zekere soepelheid toe te passen,
maar anderzijds wil hij haar toch niet de bevoegdheden ontnemen om, als
het nodig is, ook te kunnen optreden. Het is beter een duidelijke verorde
ning te hebben, al moet men bij het hanteren ervan niet kinderachtig
zijn. Wanneer het achterlicht van een auto niet brandt, kéin de automo
bilist bekeurd worden, maar wanneer de lamp onderweg defect is ge
worden en hij heeft een andere lamp bij zich, dan zal de politie ge
noegen mede nemen dat deze lamp wordt ingeschakeld en geen proces
verbaal opmaken. T