- 20 december 1961 - 200.
Mevrouw POLET-Musler zegt in de raadsvergadering van 13
januari, toen de eerste stap in de onderhavige zaak v/erd gezet, te
hebben gevraagd of het college bereid was nog een keer contact met
de betrokkene op te nemen. Er is tevens gevraagd zoveel mogelijk
mede te delen welk contact heeft plaatsgehad. Thans ligt er alleen
een briefje, naar spreekster meent van november, bij de stukken.
Zij vraagt of zij daaruit moet opmaken dat op het verzoek uit de raads
vergadering niet eerder dan in november met dat ambtelijke briefje is
gereageerd.
De heer DIJKSTRA zegt dat de grondcommissie inderdaad met
het voorstel akkoord is gegaan, hoewel enige vragen zijn blijven liggen.
De zaak heeft enorm lang geduurd. Acht jaar, met tussenpozen, is men
bezig met praten; de laatste drie jaar heeft de zaak vrijwel stil gelegen.
Kij kan niet precies beoordelen waar de oorzaak voor dat stilzwijgen
ligt, maar vindt het toch wel bedenkelijk dat de affaire zolang beweging
loos is geweest.
In de tweede plaats merkt spreker op, dat - indien hij juist
is ingelicht - de partijen toch wel erg dicht bij elkaar liggen. Dan rijst
automa isch de vraag: is het dan nodig ultima ratio over te gaan tot
onteigening
In de derde plaats is er nog het onderdeel waardevermindering
van het resterend bezit, waarvoor de heer Lubbers zich blijkbaar erg
inspant. Dat is door het gemeentebestuur niet verdisconteerd in de
berekeningen, waarvoor het college zeker goede redenen zal hebben;
Geheel los echter van de consequenties en de repercussies, is op zich
zelf toch de rechtsvraag wel belangrijk, of er inderdaad in een dergelijk
geval de ene keer van waardevermindering sprake is en een andere keer
niet. Deze vraag lijkt spreker zeer subjectief en bijzonder moeilijk te
beoordelen, hetgeen echter tevens inhoudt dat men het probleem niet
zonder meer van de tafel kan schuiven. Hij wil graag de mening van het
college over deze zaak horen.
De heer ELBERTSE vestigt de aandacht op de samenstelling van
het bedrag van 940,--. Hij verzoekt het college het bedrag in ieder
geval zodanig te stellen, dat de kosten voor het treffen van voorzieningen
ter plaatse worden gedekt. Desnoods kan de gemeente de voorzieningen
zelf uitvoeren.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat mevrouw Polet-Musler
gevraagd heeft of er tussen januari en november niets is gebeurd. Hij
meent zich te herinneren dat door de vroegere chef van de afdeling eigen
dommen besprekingen zijn gevoerd met de makelaar, die de zaak voor de
heer Lubbers behandelt.
Het eigenlijke knelpunt zit echter in de door de heer Dijkstra
genoemde waardevermindering. De heer Dijkstra heeft gezegd te gelo
ven dat de bedragen niet zover uit elkaar lopen.
De heer DIJKSTRA: Als ik juist ben ingelicht, heb ik gezegd.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat de bedragen in zoverre
wel uit elkaar lopen, omdat de heer Lubbers hier waardevermindering
claimt. Het eerste bedrag dat - jaren geleden - voor de grond gevraagd
werd, bedroeg met de waardevermindering omstreeks 12.000,--. Thans
wordt 3.000,-- waardevermindering gevraagd.
Spreker gelooft dat de raad op een gegeven moment niet voor onteigening
moet terugschrikken. Het college staat op het standpunt, en dat blijft
natuurlijk altijd subjectief, dat hier geen waardevermindering aanwezig
is. Spreker gelooft dat de enige oplossing is, dit zo objectief mogelijk
te laten bepalen. De weg ter plaatse moet worden verbreed en het gaat
er dus om die grond in handen te krijgen. Dat is het eerste en belang
rijkste punt. Het tweede belangrijke punt is of er sprake is van
waardevermindering. Hieraan zitten enorme consequenties vast, zowel
voor vroegere als toekomstige gevallen.
- Het -