- 20 december 1961 -
201.
Het college heeft de zaak tweemaal, in 1957 en naar spreker meent in
1959, laten taxeren* Beide keren was er geen sprake van waardever
mindering.
Het bedrag van 940,-- dateert van twee jaar geleden. Dit
bedrag moet natuurlijk worden verhoogd. Bij het aanvragen van een
proces dient namelijk de prijs direct juist te worden gesteld.
Er zijn twee uitwijkmogelijkheden. De eerste is de rechter,
met instemming van de tegenpartij, te vragen rechtbankdeskundigen
aan te wijzen. Die brengen dan een niet bindend advies uit. De tweede
mogelijkheid is een overeenkomst met de heer Lubbers te sluiten,
waarbij beide partijen zich verbinden, hetzij door de kantonrechter,
hetzij door de rechter, hetzij door de deken van advocaten aan te wijzen
deskundigen een bindend advies te laten uitbrengen. Daaraan zit één
consequentie, nl.: wanneer de tegenpartij achteraf toch niet zou willen
leveren, moet een jroces over de levering worden gevoerd. Bij een
normale onteigening krijgc men een rechtbankprocedure. Is men het niet
eens met de uitspraak, dan kan men cassatie aantekenen. Gaat men echter
een overeenkomst met de tegenpartij sluiten en wil die dan niet leveren,
dan zijn er drie mogelijkheden: de rechtbank, het gerechtshof en ten
slotte cassatie.
Spreker stelt de raad voor het onderhavige besluit aan te nemen.
De 940, -- zal dan moeten worden verhoogd tot een bedrag, waarvoor
een aannemer bereid is een nieuwe muur te bouwen, het hek en de
meterput te verplaatsen en de tuin op te knappen. Daarbij zal de raad de
voorwaarden moeten stellen, dat burgemeester en wethouders met de
heer Lubbers afspreken aan de rechter te verzoeken een of meer des
kundigen te benoemen, die een niet bindend advies uitbrengen. Het is
van principieel belang te weten, of hier al dan niet waardevermindering
in het geding is
Van de heer Lubbers is nog het volgende voorstel ingekomen:
"Ten einde een procedure te vermijden ben ik genegen mij te onderwerpen
aan een bindende arbitrage door drie deskundigen, waarvan één te be
noemen door het college, één door mij en de derde door die twee samen".
Het college van burgemeester en wethouders voelt hier niets
voor en wil alleen in zee gaan met onpartijdige personen, in dit geval
door de rechter aan te wijzen deskundigen.
De heer HOM merkt op dat dit laatste schrijven kennelijk zeer
onlangs is ingekomen. De heer Lubbers heeft nu toch toegegeven dat
hij een commissie wil laten benoemen.
De wethouder VAN ZADELHOFF.: Ja, maar voor een dergelijke
commissie voel ik niets'.
De heer HOM: Maar van gemeentewege kan toch geprobeerd
worden in de richting te gaan die wij nu voorstellen?
De wethouder VAN ZADELHOFF vraagt de raad nogmaals het
gewijzigde besluit aan te nemen, onder de voorwaarde dat de rechter
wordt gevraagd deskundigen aan te wijzen.
De heer HILHORST erkent geen waardeverminderingToch moet
men voorzichtig zijn. Hij geeft toe: de gehele procedure heeft niet zijn
algehele instemming. Als men er echter van overtuigd is dat hier geen
waardevermindering in het geding is, moet men ook als zodanig zijn
houding bepalen. Een ander geval is, dat men tracht de vergoeding
inderdaad volledig reéel te doen zijn, wat dus betekent dat de kosten
wellicht een verhoging zullen moeten ondergaan. Wanneer men echter
voor het onderhavig per ceel waardevermindering erkent, begeeft men
zich op gevaarlijk terrein ten aanzien van ieder die onder dezelfde om
standigheden grond aan de gemeente heeft afgestaan. Spreker zou dat
inconsequent vinden.
De -