- 2.0 januari 1961 -
20.
Met betrekking tot de financiën van de gemeente Soest doet bet spreker
groot genoegen, dat de gemeente, in tegenstelling met enige jaren gelden,
thans geen vlottende schuld heeft, ofschoon in eerste instantie ruim
3,3 miljoen met vlottende middelen gefinancierd zal moeten worden, zolang
hiervoor geen vaste middelen zijn aangetrokken.
De vaste leningsschuld vertoont een toename van ruim 3,5 miljoen
of wel van 30%. Gezien de totale leningschuld per 1 januari 1961 van bijna
20 miljoen, die blijkens het aan de raad verstrekte overzicht dit jaar
met 3,5 miljoen onrendabele uitgaven zal toenemen, rijst toch wel de
vraag of de rentelasten in de toekomst, gezien ook de vele kapitaalswerken
die in de gemeente nog op stapel staan, de gewone rekening niet te zwaar
zullen gaan belasten. De lastenverzwaring wordt de gemeente in de eerste
plaats door de rijksoverheid opgelegd door de aan haar opgedragen zwaardere
taken waarvoor geen volledige compensatie wordt gegeven, alsmede door het
feit dat het gemeentelijk verzorgingsgebied steeds meer aandacht en kosten
eist. Een ander punt dat de gemeente in de toekomst minder zorg zal gaan
geven is het onderwijs als de mammoetwet van minister Cals zal zijn aan
genomen.
Het heeft sprekers fractie wel bijzonder verbaasd dat de tekeningen
voor de bouw van een aantal woningen te laat gereed gekomen zijn, In dit
verband citeert spreker woordelijk hetgeen hij in de begrotingsvergadering
van 1960 naar voren heeft gebracht, namelijk: "Zou het mogelijk kunnen
zijn, gezien de besprekingen welke wij in de laatste vergaderingen hebben
gevoerd, dat de supervisie op de bedrijven en diensten van onze gemeente
niet meer die aandacht heeft die zij behoeven, met als mogelijk gevolg dat
de benodigde discipline in deze organen minder au sérieux wordt genomen?".
Indien deze in vragende zin gestelde waarschuwing door het college meer
au sérieux zou zijn genomen, had de onverkwikkelijke geschiedenis met de
72 woningwetwoningen op de Eng mogelijk voorkomen kunnen worden. Spreker
acht het juister hierop op dit moment niet verder in te gaan en het rapport
af te wachten dat na het thans plaatshebbende onderzoek zal verschijnen. Wel
verheugt het zijn fractie dat door het college overwogen wordt - en hopelijk
zal het daartoe overgaan - een onderzoek te doen instellen naar een meer
doeltreffende organisatie bij de dienst van gemeentewerken, waarbij uiter
aard de aan de ambtenaren te stellen kwaliteiten - en dit woord zou spreker
willen onderstrepen - zullen worden betrokken.
Met klem verzoekt spreker het college de meest ernstige aandacht te
schenken aan de bouw van een sportzaal, daar de ontwikkeling en de ont
spanning die in de lange winteravonden onder andere in een sportzaal tot
hun recht moeten komen, ernstig in gevaar dreigen te komen.
In zijn vorige beschouv ing heeft spreker naar voren gebracht de indruk
te hebben dat de samenwerking tussen college en raad niet geheel bevredigend
is. Het spijt hem, maar ook in 1960 kan deze samenwerking niet geheel
bevredigen. In dit verband noemt spreker de "ondergeschoven raadsstukken"
en het feit dat de op 21 december 1960 geplande raadsvergadering zonder
enige commentaar werd gesteld op 14 december 1960 en nog geen 24 uur
later, wederom zonder commentaar, werd zij toch weer vastgesteld op 21
december 1960. Dit wekt, op zijn zachtst uitgedrukt, wel enige bevreemding
en vestigt ook wel enigermate de indruk alsof het oordeel van de raad door
het college als een onvermijdelijke formaliteit wordt beschouwd. Sprekers
fractie zal het dan ook ten zeerste op prijs stellen indien in de toekomst van
de zijde van het college meer égards ten aanzien van de raad in acht zullen
worden genomen, hetgeen bovendien een prettige samenwerking ten goede zal
komen.
De heer VAN DEN AREND, sprekende namens de protestants-christe
lijke fractie., neemt daarbij als uitgangspunt de door de burgemeester in
de op 13 januari 1961 gehouden raadsvergadering uitgesproken nieuwjaars
rede. Genoemde fractie kan zich volledig verenigen met de gedachtengang van
- de -