-20 januari 1961 - 36. zou enerzijds een vooruitstrevende politiek zijn, maar ook de heer Hil- horst zal er toch niet voor zijn al die gronden nu reeds aan te kopen, terwijl vele eigenaren pas zullen willen verkopen op het moment dat de gemeente hun grond nodig heeft. Betreffende de aanleg van wegen blijft er verschil van mening. De commissie van openbare werken heeft in Diemen, niet uit de mond van de gemeente, maar van dezelfde aannemer gehoord dat de aanleg van riolering en wegen tegelijk geschiedt met de bouw. Vooral ook bij een bouw als tussen Dalweg en Molenstraat is dat noodzakelijk. Aannemer en ge meente moeten elk hun taak vervullen, maar zo dat zij van elkander geen last hebben. Het is Soest gevolgde systeem wordt ook in Diemen toegepast. Voor de gemeente Utrecht liggen de problemen ten aanzien van de bouw veel en veel moeilijker. Daar moet men de grond verbeteren en zand op brengen. Ook op het Kanaleneiland in Utrecht wordt niet volgens een uitbreidingsplan gebouwd, maar met een beroep op artikel 20. De wethouder DE HAAN zegt dat het betrokken lid van de commissie sociale zaken inderdaad wel eens vragen zonder meer heeft gesteld. Het ware echter prettiger geweest, wanneer dit lid de desbetreffende gegevens - die het nu rechtstreeks zaan de betrokken gemeenten heeft gevraagd, het geen daar enige verwondering heeft gewekt - via het college had gevraagd. Dan was het antwoord ook ter beschikkking van de gehele commissie geko men. De gehele commissie heeft ongetwijfeld belangstelling voor deze kwestie. De normale gang van zaken is, dat een raadslid zich tot het col lege richt, wanneer het omtrent een bepaalde aangelegenheid geihformeerd wil worden. Dat het betrokken lid zich rechtstreeks tot de desbetreffende gemeenten heeft gewend, is misschien een gevolg van een wat impulsief handelen. Voor het scheppen van een juiste verhouding is dit echter net weer niet de goede weg geweest. Daar het college de gegevens ook heeft gekregen, zullen die alsnog de commissie ter beschikking worden gesteld. De wethouder ORANJE zegt dat hem uit het antwoord van de heer Hilhorst is gebleken, dat hij diens opmerking in eerste instantie niet goed heeft begrepen. Hij meende namelijk dat de heer Hilhorst op het vroeger aankopen van grond had aangedrongen, gelijk deze ook vroeger heeft gedaan. In hoeverre spreker zich met dit misverstand belachelijk heeft gemaakt, laat hij gaarne aan het oordeel van de raad over. De Voorzitter sluit de algemene beschouwingen. Aan de orde is de behandeling van de begrotingen van de bedrijven en instellingen. Al deze begrotingen werden, voor zover hieronder niet afzonderlijk vermeld, zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Openbaar slachthuis. De VOORZITTER merkt op dat B&W in hun Antwoord schrijven: "Het vervoer van vlees op een open zandauto is niet geoorloofd en wij zullen het Hoofd van de vleeskeuringsdienst verzoeken hiertegen de nodige maatregelen te nemen". Dit antwoord blijkt niet juist te zijn. Voor het vervoer van vlees gelden bepaalde door het rijk vastgestelde voorschriften. Die voorschriften worden bij het hier bedoelde vervoer in acht genomen. Bij de huidige voorschriften kan op dit vervoer dan ook geen aanmerking worden gemaakt. Met ingang van 1 januari 1961 zullen deze voorschriften echter aanmerkelijk worden verzwaard en dan zal deze wijze van vervoer niet meer geoorloofd zijn. Mevrouw POLET-MuslerMoeten de huisvrouwen de slagers die op deze wijze hun vlees krijgen aangevoerd, zolang dan maar boycotten? De VOORZITTER: Dat zouden de huisvrouwen kunnen doen. Formeel is op het ogenblik de zaak dus nog in orde. - De -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 72