29 augustus 1962. Voor stemmen de leden van den Arend en Dijkstra. De heer DIJKSTRA merkt dan op dat het hier gaat om de resterende percelen voor de bouw van het protestants-christelijk bejaardencentrum. Verscheidene zaken en motieven spelen hierbij door elkaar heen. Wij zijn - zo zegt spreker - dankbaar geweest voor de activiteit van het college om ons te helpen op vlotte wijze de grond te verkrijgen, hoewel wij het betreurden dat daarvoor een onteigeningsprocedure nodig was Intussen is de zaak verder gegaan. Van nabij op de hoogte zijnde met de activiteiten van het bestuur van het bejaardencentrum, wil spreker wel toegeven dat de zaak eigen lijk een beetje uit de hand is gelopen. Te elfder ure kon het bestuur van het bejaardencentrum tot overeenstemming komen met één van de twee grondeigenaars op basis van een prijs, die hoger ligt dan hetgeen de gemeente vandaag de dag voor andere agrarische gronden betaalt. Het bestuur is de stellige mening toegedaan dat het hier tot overeenstemming kon komen op basis van de prijs van 4,75, omdat van de zijde van het college en van de ambtenaren van de wethouder van openbare werken zou zijn gezegd: U kunt tot 4,50 gaan; dat hindert ons geenszins Beide partijen zijn uitermate stellig in hun mening over de weergave van de feiten. Bij degenen van het bestuur van het bejaardencentrum die directe bemoeienis hadden met de grondtransactieheeft in elk geval de mening postgevat dat de ge meente geenszins in de wielen zou worden gereden, wanneer voor deze transactie - die zich dus zuiver tussen particulieren afspeelt - niet het prijsgamma van de gemeente zou worden gevolgd. Spreker laat in het midden hoe dit misverstand is ontstaan. Zelf heeft hij ten deze geen directe rol gespeeld; hij heeft er part noch deel aan gehad. Het bestuur is toen gaan onderhandelen en men is het te elfder ure eens geworden over een prijs van 4,75. Spreker is dat toen 's avonds laat medegedeeld. Hij heeft daarop gezegd: Hak maar door, want dit kan ons aanmerkelijk in de tijd schelen. De volgende dag heeft hij het college opgebeld en tot de burgemeester gezegd: Ik begrijp dat dit voor de gemeente de zaak gecompliceerder en niet eenvoudiger maakt: ik betreur dat wel; misschien heb ik overhaast gehandeld; wees niet boos op ons; zo en zo zijn de feiten. De burge meester heeft daarop gezegd: Ik zou met anders hebben gehandeld; ik kan mij dat wel voorstellen, al maakt u de zaak er voor de ge meente niet eenvoudiger op. Achteraf bekeken was het verstandiger geweest, indien het bestuur even had gewacht en met het college overleg had gepleegd. Misschien waren de moeilijkheden dan voorkomen. Deze zaak is in derdaad een beetje uit de hand gelopen. Men heeft wat overijld ge werkt, in de vreugde over het feit dat men toch tot overeenstemming kon komen met een van de grondeigenaars Gedane zaken nemen echter geen keer Spreker moet evenwel toch wel zeggen verbaasd en teleur gesteld te zijn over de bijzonder scherpe brief van het college, die tijdens zijn vakantie is uitgegaan aan het bestuur van het bejaarden centrum. Het college schrijft daarin zonder meer, dat het bestuur van het bejaardencentrum op ernstige wijze de grondpolitiek van de gemeente verstoort. Voorts staat in de brief dat wanneer het bejaar dencentrum deze transactie handhaaft, de gemeente verder geen steun en medewerking zal verlenen. Dat is toch wel zeer bijzonder drastisch gezegd aan het adres van een belangrijk deel van deze ge meenschap, de protestants-christelijke gemeenschap. Spreker dacht niet dat uit deze zaak een dergelijk scherp conflict noodzakelijker wijze behoeft voort te komen. Het betreft hier een transactie tussen twee particulieren en niet een transactie tussen de gemeente en een - 190 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1962 | | pagina 190