21 november 1962.
steller worden beantwoord.
De heer BROUWER: Maar dat is gebeurd.
De VOORZITTER: Maar het is fout. Dat moet dus ver
anderd worden in de toekomst. Men moet wachten met het zenden
van het antwoord tot de zaak in de commissies is behandeld.
De heer BROUWER vraagt of het college het niet van
belang vindt dat de steller van een vraag die in een bepaalde com
missie wordt behandeld, wordt uitgenodigd om in die commissie
te komen en daarbij tegenwoordig kan zijn.
De VOOR ZITTER beantwoord deze vraag ontkennend,
juist omdat het een zaak betreft. Het college en de andere raads
leden moeten zich een oordeel vormen over de strekking van de
gestelde vragen en die moeten zakelijk worden behandeld.
De heer BROUWER zegt dat het, als dat niet gebeurt,
wel van belang is dat de vragensteller van repliek kan dienen.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat het heus
niet de bedoeling is van het college of van de betrokken wethou
der, vragen alleen in een commissievergadering te laten behan
delen (waarvoor dan de heer Brouwer de vragensteller wil uitno
digen in de commissie te verschijnen) en deze vragen niet meer
in de openbaarheid te laten komen. De vragen zijn gesteld met de
bedoeling, ze in de openbaarheid te behandelen, en daarvoor
deinst het college heus niet terug. Maar de betrokken wethouder
heeft volkomen het recht, welke vraag ook voor te leggen aan de
commissie die daarover gaat. Wat die commissie daarop ant
woordt, is haar zaak. De raad heeft nu eenmaal, op verzoek van
burgemeester en wethouders, de commissies van bijstand inge
steld en de wethouders en de voorzitter van de raad hebben dus
het recht, op deze commissies van bijstand een beroep te doen.
Zij mogen iedere vraag die hun onder ogen komt, aan de commis
sies voorleggen. Dat betekent niet, dat zij de zaak buiten de open
baarheid willen brengen. Dat zou juist het geval kunnen zijn, als
de vragensteller tot de commissievergadering werd uitgenodigd,
want dan zou hij misschien, als hij volledig was ingelicht, zijn
vragen intrekken.
De VOORZITTER zegt dat het college, wanneer een
vraag niet duidelijk is, van de vragensteller een nadere verkla
ring kan vragen. Is de vraag duidelijk, dan kan het college met
een bepaald antwoord in de commissie komen; is de vraag niet
duidelijk, dan zal de commissie er in het algemeen over kunnen
praten
Spreker sluit dan de discussie en stelt aan de orde
de ingekomen stukken zelf.
a. Vragen van het raadslid J.K. de Bruin inzake het tracé van
een nieuwe weg over de Soester Eng met antwoord van burge
meester en wethouders met voorstel dit voor kennisgeving
aan te nemen
De wethouder VAN ZADELHOFF wenst aan het ant
woord van het college iets toe te voegen. Gegeven is een zuiver
technisch ambtelijk antwoord. Bij het opnieuw lezen van de vra
gen heeft hij zich echter toch wel afgevraagd wat er bij een raads
lid achter zat deze vragen te stellen. Het gaat om een raadslid
dat al enige jaren raadslid is, dat volkomen op de hoogte is, al
thans behoort te zijn, ook door verschillende vergaderingen die
buiten de raad om zijn gehouden en waarin een expose is gegeven
van de toekomstplannen; een raadslid bovendien, dat aan ver
schillende raadsbesluiten heeft meegewerkt, waarvan spreker er
maar enige zal noemen.
De raad heeft enige besluiten genomen tot aankoop
- 237 -