1 7 juli 1963. nomen wordt dat jaarlijks voor een honderd woningen bouwvolume zal worden ge geven. Daar bejaardenwoningen voor het bouwvolume als twee-derde woning gel den, betekent dit dat men de komende twee jaar de 300 bejaardenwoningen zal kunnen bouwen. Dan is men met betrekking tot het vraagstuk van de huisvesting van bejaarden een heel eind op de goede weg. Bij het stichten van de twee bejaar dentehuizen heeft men dan huisvesting voor 340 bejaarden, terwijl men voorts 300 speciale bejaardenwoningen zal hebben. Deze gang van zaken betekent te vens, dat hierdoor een behoorlijk aantal woningen voor andere gezinnen vrij komen. Wethouder de Haan heeft daaromtrent al enquetes gehouden. De heer ORANJE: Al met al zitten wij hiermede dik in ons be leid ten opzichte van de woningbouw. Het is goed dit even naar voren te brengen. Anders voeren wij beleid, zonder dat wij het weten De heer DIJKSTRA zegt als lid van het bestuur van het chris telijk bejaardencentrum de besprekingen van nabij de hebben meegemaakt. De thans gekozen vorm is noodzakelijk: bij een centraal bejaardentehuis behoren vandaag de dag de vrije flatjes. Het is een praktische onmogelijkheid voor een bejaardencentrum deze bejaardenwoningen zelf te stichten Dit dient namelijk in de woningwetsfeer te geschieden. Er zal uiteraard een relatie moeten zijn en blijven tussen het centrale bejaardencentrum en de erbij behorende flatjes. De heer ORANJE, Erbij behorend? De heer DIJKSTRA: de daarnaast gelegen flatjes Later zal dus beslist worden, hoe de relatie precies zal zijn. Voortgaande zegt spreker, dat de aantekening van de financiële commissie waarschijnlijk op een misverstand berust. Hij meent dat niemand in de financiële commissie er behoefte aan had een aantekening te laten opstellen. Wel is er uitvoerig gesproken over de kwantitatieve verhouding tussen de capa citeit van het hoofdgebouw en de daarnaast gelegen flatjes. Spreker gelooft dat landelijk wordt aangehouden een verhouding van 1 1 tussen het aantal personen in het centrale verzorgingstehuis en het aantal eenheden van de ernaast gelegen flatjes Er is namelijk slechts een oppervlakkige relatie tussen beide. Men neemt namelijk aan, dat hoogstens 10% van de bewoners van de flatjes zal terug vallen op het hoofdgebouw, wat betreft de keuken, verzorging. verplegmg: be was sing etc De technische opzet van de bejaardencentra is daarop berekend Het bestuur van het christelijk bejaardencentrum behoort het college bepaald zeer dankbaar te zijn voor de grote hulp en steun, die burge meester en wethouders herhaaldelijk verlenen en de kennis van zaken die van de zijde der gemeente ter beschikking wordt gesteld. Zonder deze hulp en steun was het bestuur van het christelijk bejaardencentrum er zeker niet uitgekomen. Van nabij weet spreker dat de andere leden van dit bestuur er net zo over denken al s hij De heer ELBERTSE wil naar aanleiding van de woorden van de heer van Zadelhoff over de 200 woningen bij het algemene tehuis onder de aan dacht van het college brengen, dat er, vanwege het wegvallen van het tehuis St Joseph een katholieke stichting in oprichting is, die de bejaardenhuisvesting zal verzorgen. Deze stichting is zeer geïnteresseerd bij de bouw van de 200 be jaardenwoningenZij zou hier gaarne bij worden betrokken. Zij wordt derhalve gaarne ook betrokken in het overleg met de architect over de plaats en de aard van de bouw De wethouder VAN ZADELHOFF gelooft dat er geen enkel be zwaar tegen bestaat, de door de heer Elbertse genoemde stichting bij de bouw van de 200 bejaardenwoningen te betrekken. De raad wordt voorgesteld, de bouw van 300 bejaardenwonin gen te laten voorbereiden. Hoe dit straks zal uitpakken, weet men nog niet. Het is mogelijk dat alle 300 bejaardenwoningen in handen van de gemeente blijven en dat ten aanzien van de bezetting van de woningen rekening zal worden gehouden met de verschillende stromingen. Spreker vraagt echter de raad ot deze erme de kan instemmen, dat wanneer uit de diverse groeperingen aanvragen komen, de zaak in drieën wordt geknipt. - 116 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1963 | | pagina 117