17 december 1963.
Het standpunt dat het gemeentebestuur steeds heeft ingenomen is,
dat de grond die er zonder waardevermindering af kan, waarop dus ook niet kan
worden gebouwd, slechts een betrekkelijke waarde heeft. De gemeente heeft
voor dergelijke grond tot nu toe dus 3,-- tot 5,-- betaald.
Spreker gelooft dat de raad het bij deze enkele uitspraak per se
niet moet laten, ook al kan het wat geld gaan kosten, want het gaat om een ver
strekkend vonnis voor de gemeente. Daarom moet al het mogelijke worden ge
probeerd om hierin verandering te krijgen, uiteraard onder voorbehoud, dat de
advocaten van de gemeente er enige kans in zien. Het college krijgt daarover een
nota. Spreker heeft nog geen enkel stuk gezien; hij heeft alleen een telefonische
mededeling gekregen van het vonnis. Als de advocaten tot de conclusie zouden
komen, dat er geen gronden genoeg zijn om in hoger beroep te gaan, dan zal het
college het niet doen. Spreker doet een ernstig beroep op de raad om het college
te machtigen in hoger beroep te gaan, indien op grond van de nota van de advoca
ten mocht blijken, dat daar een kans in zit.
De heer DE BRUIN: U spreekt van hoger beroep en de heer Hil-
horst heeft het over cassatie Daar is natuurlijk een wezenlijk verschil in.
De VOORZITTER: Men gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Maar
we hebben nu pas de rechtbank gehad. Daarna komt eerst het gerechtshof en dan
pas de Hoge Raad.
De heer DIJKSTRA: Kunt u ons ook zeggen wat in het vonnis is be
paald omtrent de proceskosten?
De VOORZITTER: Daar weet ik niets van.
De heer DE BRUIN: Op 4 december is de uitspraak al geweest.
De VOORZITTER: We hebben de stukken nog niet in huis. Dat is
juist zo onaangenaam. Er is een bepaalde termijn om in beroep te gaan, maar
er wordt geen rekening gehouden met de datum, waarop men de stukken thuis
krijgt. Er is nog niets binnen. Ook moet ik categorisch ontkennen, dat wij al in
beroep zijn gegaan.
De heer HILHORST: Daar ben ik blij om, maar het werd beweerd.
De heer ELBERTSE vraagt of in het rapport, dat door de deskun
digen is opgemaakt, sprake is geweest van het al of niet toekennen van waarde
vermindering of dat deze kwestie in het geheel niet is aangeroerd. Dat is een zeer
belangrijk punt. Het zou een geruststelling zijn als de deskundigen zelf in het
rapport zouden hebben vermeld, dat er geen sprake is van waardevermindering.
Maar het wordt anders als dat punt helemaal niet is genoemd. Bij de prijs van
30, -- zal wel helemaal geen sprake zijn van waardevermindering, eerder van
een waardestijging.
Als het college bij het in beroep gaan zijn standpunt handhaaft, dat
de gemeente zoals gebruikelijk 3,--, of ƒ5,-- per meter wil betalen, plus
vergoeding van onkosten voor voorzieningen, en de rechter zou met dat stand
punt meegaan, dan zou door de deskundigen misschien toch nog het argument van
waardevermindering worden aangevoerd.
Door het ontbreken van gegevens is het voor spreker vrij moeilijk
om zich te oriënteren. De deskundigen hebben het standpunt van het college, dat
destijds ook bij de zitting naar voren is gebracht, blijkbaar volkomen genegeerd.
Het zal wellicht een harde dobber worden om dat standpunt er in hoger beroep
toch door te krijgen.
De VOORZITTER zegt, dat dit voor het college ook nog een vraag
is. Maar het college krijgt nog advies van de advocaten. De gemeente zal dus die
argumenten naar voren moeten brengen, op grond waarvan de advocaten menen,
dat er een kans is om tot een betere uitspraak te komen. Wanneer mocht blijken,
dat de advocaten er geen heil in zien, dan gaat het college niet in beroep. Maar
om in beroep te kunnen gaan, hebben burgemeester en wethouders een machti
ging van de raad nodig: Spreker stelt dus voor dat de raad deze machtiging, met
de restrictie inzake het rapport van de advocaten, verleent.
De heer ORANJE: Als ik even aan mag vullen: een machtiging,
geen opdracht'.
- 200 -