18 december 1963. aankleve van dien is volledig in het vage blijven verkeren. Een loonsverhoging, die met inbegrip van de compensatie voor dat vervallen onderdeel in ieder geval 18 pet. zal bedragen, betekent tegelijkertijd een gelijkwaardige daling van de koopkracht van het geld. De raad kan dit wel bij de onderdelen van de begroting behandelen, maar het heeft in vele opzichten een zodanig effect, dat men zich af vraagt of verschillende cijfers niet reeds vandaag moeten worden herzien. Deze waardedaling van de gulden speelt ook een rol met betrekking tot de subsidies, o.a. op het gebied van de volksgezondheid en de cultuur. Wanneer men constateert dat jaarlijks gelijkblijvende subsidies worden verleend, dan be tekent dit thans automatisch een subsidieverlaging, want in feite wordt een lager bedrag betaald dan de raad aanvankelijk had vastgesteld en dat voor een goed ver richten van de diensten door de betrokken instanties nodig is. Dit bezwaar is nog verergerd door het antwoord van het college. Hoe dit moet worden opgelost weet ook spreker niet, maar het is duidelijk dat de raad vandaag een begroting behandelt, waarvan het cijfermateriaal eigenlijk helemaal niet klopt De vrees blijft bij spreker bestaan: Als het niet uit de lengte kan, zal het uit de breedte moeten komen. Het gaat om werken waarmede kapitaal is ge moeid, terwijl met betrekking tot het aantrekken van kapitaal bovendien moeilijk heden worden opgeworpen. Spreker weet hier de oplossing niet, maar hij hoopt dat het college alles zal doen wat van het college mag worden verwacht, om te voorkomen, dat urgente onderdelen van de begroting in hun uitvoering zouden worden geschaad. Mevrouw POLET- Musier zegt met haar opmerkingen over het inlich ten van de raad geenszins te hebben bedoeld, dat het college bewust iets achter zou hebben willen houden. Zij heeft slechts uiting gegeven aan haar overtuiging dat het, ter wille van de sfeer in de gemeente, noodzakelijk is, dat de raadsle den zo vlug mogelijk van alles betreffende de gemeente op de hoogte worden ge steld. Het college licht met de raadsleden niet alleen hen, maar ook het publiek in. Daarom is het zo belangrijk dat de raad de dingen op tijd weet. De zaken waarmede de raad te maken heeft, zijn in het algemeen zo ingewikkeld, dat het voor degenen die belangstelling hebben, moeilijk is, alleen uit het raadsverslag te begrijpen waarom het gaat. Veelal hebben zij toelichting van een raadslid nodig. Worden de raadsleden niet ingelicht, dan ontbreekt er een schakel. Daarop heeft spreekster willen wijzen. Een psychotechnisch onderzoek voor ambtenaren, die regelmatig of in hoofdzaak met het publiek in aanraking komen, vindt spreekster voor hen die wor den aangesteld noodzakelijk. Als iemand in dienst wordt genomen, alleen op grond van zijn vaktechnische bekwaamheid, en men draagt hem een taak op, waar van minstens 50 procent op een heel ander terrein ligt, dan vraagt men iets van hem, waarvoor hij niet is opgeleid, en waarvan men helemaal niet weet of hij het kan. Deze man gaat dus met zijn werk beginnen, er worden eisen aan hem ge steld en nu blijkt, dat deze eisen hem niet liggen. Het is voor beide partijen veel beter dat zij weten: hij kan het aan of hij kan het niet aan. Het is buitengewoon on plezierig voor iemand van zichzelf te weten, wat iedereen met hem weet, dat hij een goed vakman is, maar toch steeds faalt in werk, dat op een heel ander ter rein ligt. Zó heeft spreekster het bedoeld en echt niet alleen maar om hard te zijn. De voorzitter heeft zich waarschijnlijk versproken, toen hij het had over de verdeling van de 40 en 60%. Eerst zouden er 40% vrije Vestigingswonin- gen en 60% woningwetwoningen komen. Het college is erin geslaagd om de vrije sector iets te drukken en daarvoor in de plaats een premie contingent te krijgen^ Dan moet er van die 40% toch iets af gaan, terwijl het andere iets meer wordt? Dit komt allemaal in de pers. Het is dus wel gewenst, dat de goede percentages worden genoemd. De vraag over de fluoridering was eigenlijk als een plagerijtje bedoeld, want er is gevraagd in de afdelingen: Hoe staat het college tegenover fluoridering - 220 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1963 | | pagina 221