1 5 januari 1
Ten aanzien hiervan meent spreker - aannemende dat zijn beide collega-wet
houders in dezen op dezelfde wijze handelen als hij doet -, de leden alle mo
gelijke tijd wordt gegeven om zo diep mogelijk op een zaak in te gaan. Wan
neer dit niet het geval mocht zijn, dan is het aan de raadsleden zelf, om de
gewenste inlichtingen te vragen. Dit zou zelfs tot gevolg kunnen hebben dat
de commissievergaderingen langer zullen duren en dat het niet langer moge
lijk zal zijn, een paar commissievergaderingen op dezelfde middag te beleg
gen. Men denke in dit verband ook aan het instellen van de "laatste dinsdag
avond", om eens wat meer de algemene lijnen te bespreken. Het college is
in de commissievergaderingen zo volledig mogelijk. Spreker krijgt zelfs wel
eens verwijten van ambtenaren, die zeggen: "U zegt eigenlijk al dingen die
nog betrekkelijk in de kinderschoenen staan; gaat U niet iets te ver?" Hij
meent evenwel dat het voor het vormen van een oordeel door de raad goed
is, dat zo gauw er bij het college een plan opkomt, de raad daarover ook
kan nadenken.
De heer De Bruin heeft naar aanleiding van hetgeen de voor
zitter heeft opgemerkt, gezegd: We praten er nog wel eens over. Spreker
had liever gezien dat men concreter was. Het is immers de bedoeling om
tot een oplossing te komen. Men voelt zich op de een of andere wijze te kort
gedaan - welaan laat men dan ook zeggen waar het op staat. Het voorbeeld
dat de heer De Bruin heeft gegeven, acht spreker geen juist voorbeeld. Ten
aanzien 'an dit geval had deze hoogstens kunnen zeggen dat het college een
verkeerd antwoord heeft gegeven. Het is spreker dan ook nog steeds niet
duidelijk, waar nu eigenlijk het vraagpunt ligt.
Mevrouw POLET-Musler herinnert er naar aanleiding van de
woorden van wethouder Van Zadelhoff aan, bij de begroting twee concrete
voorbeelden te hebben genoemd. Zij heeft toen gewezen op de scheuren in
woningen, waaromtrent intern allang een onderzoek was ingesteld. De com
missie openbare werken is daarover echter niet ingelicht. Het is inderdaad
slechts een detail. De betrokken bewoners praten echter verder.
Voorts heeft spreekster tijdens de begroting genoemd de kwes
tie van het gymnastieklokaal in de Kerke buurt. Daarop is gezegd: Wij wis
ten het officieel nog niet. Er waren er echter genoeg onder het publiek,
die het wel wisten. Daardoor kwam de zaak, langs een omweg toch bij de
raadsleden. Het was veel beter geweest, indien het college de raad even op
de hoogte had gesteld.
Het betreft juist, niet de algemene grote zaken. Over de grote
objecten wordt de raad wel ingelicht. Het "grote publiek" echter maakt zich
in het geheel niet druk over de algemene, grote punten; dat maakt zich al
tijd druk over de gewone, pietepeuterige dingen (al kan de kwestie van het
gymnastieklokaal niet een pietepeuterigheid worden genoemd). Het publiek
maakt zich druk over de dagelijkse dingen, waarbij het directe belang van de
mensen is gemoeid. En dan rich men zich tot de raadsleden. Die weten dan
van niets. Dat is bijzonder vervelend. En dat was de achtergrond van spreek
sters bij de begroting gestelde vraag.
De heer ORANJE zegt bij de begroting eveneens een klacht te
hebben laten horen over de minder bevredigende voorlichtingHij heeft daar
onmiddellijk bij gesteld, dat dit voor een deel aan de raadsleden ligt, omdat
die wellicht te gemakkelijk genoegen nemen met een inlichting, die niet be
vredigend is. Hij heeft zelfs opgemerkt, dat het hem niet zou verbazen, in
dien hij als antwoord op zijn betoog een catagorische ontkenning van het col
lege zou krijgen. Daarmede heeft hij bedoeld te zeggen: De heren zullen zich
er zelf niet van bewust zijn. Een feit is echter, dat onder de raadsleden het
gevoel leeft van: Wij worden niet behoorlijk voorgelicht.
Als voorbeeld van onjuiste voorlichting herinnert spreker er
aan tijdens de begrotingsbehandeling te hebben gesteld, dat de voordelen van
het nieuwe gastarief voor ruimteverwarming een gevolg is van het feit, dat