16 september 1964. De heer ORANJE twijfelt er niet aan dat in deze voordracht acht personen zijn aangewezen (uit de ingezetenen van de gemeente), die naar de overtuiging van het college alle bekwaamheden bezitten die nodig zijn om in dit college van bijstand vruchtbaar te kunnen optreden. Spre ker refereert in dit verband gaarne nog eens aan de grote kennis van personen waarover de wethouder van sociale zaken beschikt. Deze zal in die personen ongetwijfeld een goede keuze hebben gedaan. Niettemin zou spreker, aangezien de namen van een aantal van de aanbevolenen hem wei nig zeggen omdat hij de betrokken heren niet kent, het prettig hebben ge vonden wanneer in de een of andere (vertrouwelijke) vorm enige medede lingen omtrent deze figuren bij de voordracht waren gevoegd. Spreker heeft in deze voordracht enigerlei vrouwelijke fi guur gemist. Hij meent te weten dat in Nederland rond 80% van het nati onale inkomen via het gezinsbudget door de Nederlandse vrouwen wordt uitgegeven. De gehele zaak waarvan het onderhavige college van bijstand een onderdeel vormt spitst zich toe op het gezinsbudget en op wat hierop eventueel door bepaalde figuren wordt tekort gekomen. Daarom zou spre ker een voordracht met uitsluitend vrouwelijke figuren meer hebben toe gejuicht dan een met uitsluitend manlijke personen. Nogmaals zinspelend op de grote kennis van personen van de wethouder van sociale zaken, heeft hij het college in overweging, na te gaan of er, wanneer zich ten aanzien van dit college van bijstand eens een vakature zou voordoen, niet een of meer vrouwen zouden zijn te vinden die in dezen evengoed het ver trouwen van de raad verdienen als de thans aanbevolen manlijke personen Spreker wil hieraan onmiddellijk met nadruk toevoegen dat zijn suggestie niet de minste diskwalificatie inhoudt ten aanzien van de in de voordracht genoemde personen. Mevrouw MUURLING-Voorthuis merkt op dat zij aan het slot van de bespreking van deze zaak in de commissie van sociale zaken heeft gesuggereerd, een van de vier uit de ingezetenen van de gemeente te benoemen leden in dit college van bijstand een vrouw te doen zijn. Spreekster heeft bij die gelegenheid zelfs een naam genoemd, doch be trokkene kon zich, doordat zij ziek was geworden, niet beschikbaar stel len. Spreekster meende met het noemen van een naam de wethouder noch tans voldoende duidelijk te hebben gemaakt, dat zij prijs stelde op de be noeming van een vrouwelijk lid in dit college van bijstand. Wellicht zijn er op dit punt nog mogelijkheden wanneer zich in de toekomst een vakatu re zou voordoen. De wethouder DE HAAN merkt op dat in de voorlopige opzet bij het opstellen van de namen van kandidaten rekening is gehouden met de mogelijkheid ook een vrouwelijke kandidaat te stellen. Degene die men hierbij op het oog had, moest evenwel, zoals in de commissie van socia le zaken is medegedeeld, verstek laten gaan. Daarna moest men terug vallen op een manlijk element. Dit houdt evenwel niet in dat men er op uit is, de vrouw uit dit college uit te sluiten. Integendeel. Het zou zelfs wenselijk zijn, hierin een vrouw op te nemen. Er zijn in deze sector op dit moment echter niet zoveel vrouwen beschikbaar. Dit kan over een of twee jaar anders zijn en het is zeker de bedoeling om wanneer zich een vakature voordoet, ernaar te streven het vrouwelijke element in dit col lege van bijstand binnen te halen. Ter geruststelling kan wellicht nog dienen, dat bij de ver gaderingen van dit college van bijstand bij tijd en wijle een of meer maat schappelijke werksters aanwezig zullen zijn om van advies te dienen, waardoor het vrouwelijke element niet geheel buiten de vergaderingen zal komen. Het moet van belang worden geacht dat het vrouwelijke element inderdaad kan meespreken (zoals dus het geval zal zijn), omdat bij vele van de desbetreffende zaken ongetwijfeld de gevoelskant van de zaak aan - 152 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 153