9 december 1965. Ik weet helemaal niet, welk antwoord ik hierop zal ont vangen, maar ik houd mijn hart vast, als men zou denken aan het rea liseren van deze voorzieningen tijdens de winterperiode. Dat zou n.1. betekenen dat er heel wat bijwerk zou komen vanwege de grondslag, waarop de werken zullen moeten worden uitgevoerd. Ik houd dan vooral mijn hart vast vanwege de financiële consequenties die dit uiteinde lijk voor de gemeente zou meebrengen. Ik hoop dat dit de nodige aan dacht zal hebben. Mijnheer de voorzitter! Ik wens uw college toe, dat het in het komende begrotingsjaar alles naar wens zal laten verlopen. U kunt ervan verzekerd zijn, dat de K.VP-fractie alles zal doen om dit mee te bevorderen. Onze fractie zal alles doen om de verhoudingen in deze raad zo goed mogelijk te doen zijn. Ik wens u alle goeds toe! Daarop houdt mevrouw POLET-Musler de volgende rede Mijnheer de voorzitter! Ook ik wil gaarne enkele opmerkingen maken naar aanleiding van de begroting, die uw college ons heeft aangeboden. Men kan natuurlijk moeilijk een begroting behandelen zonder een woord te laten vallen over de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten. Die financiële verhouding is in het verleden reeds vele malen onderwerp van gesprek geweest. Wij waren blij toen er eindelijk een definitieve regeling kwam. Door het stijgen van de welvaart zijn de totale inkomsten van de overheid sterk toegenomen. Deze inkomsten verkrijgt de overheid volgens vaste normen. Die drukken op een ieder naar de mate van zijn draagkracht. Er is zelfs zoveel binnengekomen, dat er ruimte blijkt te zijn voor belastingverlaging. Ik wil het nu niet hebben over de zaken, waarvoor de P.v.d.A deze ruimte liever be steed zou zien. Dat is hier niet ter sprake. Wel kan men stellen, dat - waar de rijksinkomsten zijn toegenomen ten gevolge van de gestegen welvaart - de gemeenten niet delen in die welvaartDaardoor zijn vele van onze uitgaven op hetzelfde peil gebleven als waarop zij al jaren staan. Bovendien moeten vele uitgaven achterwege blijven, terwijl die toch eigenlijk wel van ons verlangd zouden kunnen worden. Ten gevolge van die welvaart zijn er bij het publiek bepaalde eisen ontstaan. Op het moment dat de gemeente ernstig tekort moet gaan schieten met be trekking tot het voldoen aan die eisen, ontstaat er een zeer onplezie rige verhouding tussen het publiek en de gemeente. En dat terwijl van de overheidslichamen juist de gemeente het dichtst bij de bevolking staat en het best kan weten wat er gedaan moet worden. Eén van de dingen die al jaren op hetzelfde peil staan, zijn onze subsidies. Een jaar of tien, vijftien geleden heeft de raad beslo ten bepaalde subsidiebedragen te geven. Ten gevolge van de gestegen prijzen zijn de uitgaven van de betrokken instellingen sterk toegenomen, terwijl de gemeentelijke bijdrage dezelfde blijft. Willen de subsidies hetzelfde blijven als indertijd gedacht, dan zullen zij een stijging moeten ondergaan. Het college zelf zegt (om niet in herhalingen te vervallen wil ik de door de heer Hilhorst genoemde wegen nu maar buiten beschou wing laten) van oordeel te zijn, dat er veel te weinig wordt gedaan aan sport in schoolverband. Wij zijn dat helemaal met het college eens. Maar de mogelijkheid om sportinstructeurs aan te stellen zit niet in onze begroting. Tijdens het afdelingsonderzoek is het woord "verkeerstuin" gevallen. Wij hebben een demonstratie inzake een verkeerstuin meege maakt. Daarbij is gebleken, dat het geven van verkeersles in een derge lijke tuin veel indringender geschiedt dan thans in Soest kan gebeuren. - 220 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 221