9 december 1964. gemeenten, die in deze sector veel meer uitgaven hebben en dus ook veel eerder te maken zullen krijgen met een stijging van die uitga ven. Als antwoord aan de heer Berkelbach van der Sprenkel deelt spreker mede, dat het college zich binnenkort zal beraden over de in stelling van een commissie, die zich op het terrein van de gezond heidszorg moet bewegen. Deze commissie zal dan bestaan uit een aantal goede burgers, die zich met deze materie regelmatig bezighouden. Er is een bespreking met een aantal instellingen geweest. In deze krin gen leeft deze gedachte bijzonder sterk. Een en ander kan het college aanleiding geven om nu te trachten een aanvang te maken met de door de heer Berkelbach, van der Sprenkel bepleite planning op het terrein van de gezondheidszorg. Met betrekking tot het middelbaar onderwijs kunnen minder concrete mededelingen worden gedaan. Vele problemen doen zich op dit gebied voor. In de betrekkelijk naaste omgeving van Soest is een grote sortering van middelbare scholen. Bovendien is het bij het middelbaar onderwijs bijzonder moeilijk om aan gebouwen en leerkrach ten te komen. Het zal echter inderdaad zin hebben op dit gebied de gedachten - al zijn die dan op een wat verdere toekomst gericht - te laten gaan. De wethouder VAN DEN AREND is eveneens erkentelijk voor de vanuit de raad aan het adres van het college gerichte woorden van waardering. Hij spreekt de hoop uit, dat de prettige verhoudingen in college en raad het komende jaar bestendigd mogen blijven. Spreker gelooft dat het een voorwaarde voor een goed fi nancieel beleid is om bij het samenstellen van de begroting te trachten tot een sluitend geheel te komen. Toen de ontwerp-begroting in het college werd behandeld, was zij nog niet sluitend. Er was toen een tekort van rond drie ton. Het college is toen gaan overwe gen: Hoe kunnen wij tot een sluitende begroting komen? Maar dat is niet in de eerste plaats de overweging geweest. Het college moest n.1. in de allereerste plaats trachten met het Soest toegemeten geld rond te komen. Voor 1965 bedraagt het leningsplafond voor Soest 4 miljoen gulden. Dat ligt al 20% hoger dan het bedrag dat Soest dit jaar mocht besteden. Voor de uit te voeren grote werken is dit jaar rond 2 mil joen gulden nodig. Er blijft dus 2 miljoen gulden over voor de zo zeer noodzakelijke aankopen van grond, o.a. in het Soesterveen. Met de heer Hilhorst is spreker het volledig eens: regeren is vooruit zien. Wanneer de mogelijkheid daartoe bestaat, moeten de betrokken gronden ook zo spoedig mogelijk worden aangekocht, opdat men straks niet voor moeilijkheden komt te staan. Het zal duidelijk zijn dat de bovenstaande gegevens voor het college aanleiding waren om te trachten niet direct noodzakelij ke punten in de oorspronkelijke begroting te schrappen. De minst noodzakelijke dingen zijn ten gevolge hiervan vervallen. Daarbij heeft tevens een rol gespeeld de vraag, of voor de dit jaar voorge nomen werken ook inderdaad de mogelijkheid van uitvoering zich zal voordoen Spreker is het ermede eens, dat de gemeente eigenlijk heel erg achterblijft, wat betreft de uitkering uit het gemeentefonds. Een snel groeiende gemeente als Soest moet over meer geld kunnen be schikken De heer Berkelbach van der Sprenkel heeft opgemerkt, dat de uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op het aantal inwo ners. Het inwonertal is echter niet de enige factor voor de uitkering. - 236 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 237