9 december 1964.
Hij is ervan overtuigd, dat wanneer men deze tarieven van
Soest zou vergelijken met die van Utrecht, Zeist en Amersfoort, men
zou ontdekken dat de tarieven van Soest hierbij gunstig afsteken.
Spreker is niet op de hoogte van de in de andere Utrechtse
gemeenten geldende tarieven van de straat- en rioolbelasting en van
het rioolafvoerrechtHet zou hem echter niet verbazen, dat Soest ten
opzichte daarvan ook na de thans voorgestelde verhoging nog aan de
lage kant zou zijn.
Hij is het eens met de opzet van het college, om indien dat
enigszins mogelijk is met een sluitende begroting te komen. Het is
natuurlijk erg aardig dat, zoals de heer Westra heeft gesteld, mag
worden gerekend op de waarschijnlijkheid van nakomende uitkeringen,
maar hiertegenover zal men met aan zekerheid grenzende waarschijn
lijkheid komen te staan voor uitgaven (van vele tienduizenden gul
dens) die hier ruimschoots tegen opwegen.
Dit alles samenvattende, komt het spreker voor dat de be
lastingvoorstellen van het college eerder achterlopen bij dan mee
gaan met de conjuncturele stijging van lasten en baten. Hij is dan
ook bepaald voor deze voorstellen.
Mevrouw POLET-Musler zegt dat zij, nadat de heer Pieren van
zijn afwijkend standpunt heeft getuigd, de behoefte gevoeld om als
voorzitster van de PvdA.-fractie nog iets te zeggen over het zo
belangrijke punt van de belastingverhogingen.
Spreekster heeft bij de algemene beschouwingen van vanmor
gen reeds gesteld, dat haar fractie helemaal niet content is met het
aandeel van de gemeenten uit het gemeentefonds. Zij zou het heel ple
zierig hebben gevonden, wanneer de V.V.D. in de Kamer unaniem de po
gingen zou hebben gesteund tot vergroting van de toevloeiing van mid
delen aan het gemeentefonds. Zij blijft altijd nog van mening, dat
een vergroting van de middelen van het gemeentefonds de meest juiste
weg is om de gemeenten aan de benodigde financiën te helpen. Dit is
haar ene overtuiging. Maar zij heeft nog een andere overtuiging.
De wethouder van financiën heeft gesteld dat de begroting-
op-een-kladje sloot met een nadelig saldo van ongeveer drie ton.
Spreekster meent dat deze drie ton heus wel nuttig zouden zijn be
steed. Uit het feit dat deze besteding nu niet zal plaatshebben,
meent zij te mogen afleiden, dat er heel veel nuttige zaken achter
wege moeten blijven. Van de kant van het college is vanmorgen ook op
gemerkt, dat de raad in de loop van het komende jaar nog verschillen
de voorstellen moeten bereiken, die weer een aanslag op de gemeente
lijke financiën zullen doen. Spreekster acht het daarom niet juist,
nu bij voorbaat de financiële mogelijkheden af te kappen door aan te
dringen op een belastingverlaging. Voor haar gevoel ligt de verant
woording voor de onderhavige belastingverhogingen niet in de eerste
plaats bij het college van burgemeester en wethouders, doch in de
eerste plaats bij het beleid van de regering, die het gemeentefonds
niet sterker maakt.
Tot slot wil spreekster nog even ingaan op een opmerking
van de heer Westra. De heer Westra heeft gezegd, dat verschillende
mensen door de nood zijn gedwongen, in hun huisvesting te voorzien
door het kopen van een huis. Spreekster zou in dit verband een andere
formulering willen hanteren, n.1.: verschillende mensen zijn door
de gelukkige omstandigheid dat zij (eventueel alleen maar doordat
zij over het daarvoor benodigde aanbetalingsbedrag beschikten) in
staat zijn geweest een huis te kopen, bij machte geweest om eerder
aan woonruimte te worden geholpen dan degenen, die geheel afhanke
lijk waren en zijn van wat de gemeente momenteel voor hen kan "ver
sieren"
- 266 -